OUDE GESCHIEDENIS https://www.oudegeschiedenis.be/ Blog van de onderzoeksgroep Oude Geschiedenis (KU Leuven) Sun, 12 Oct 2025 14:03:51 +0000 nl-NL hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.8.3 https://www.oudegeschiedenis.be/wp-content/uploads/2017/09/logo_oudegeschiedenis-e1509732999548.png OUDE GESCHIEDENIS https://www.oudegeschiedenis.be/ 32 32 136391722 Niet vergeten een bonnetje te vragen: de bescherming van belastingbetalers in Hellenistisch Egypte en daarbuiten  https://www.oudegeschiedenis.be/12/10/2025/niet-vergeten-een-bonnetje-te-vragen-de-bescherming-van-belastingbetalers-in-hellenistisch-egypte-en-daarbuiten/ https://www.oudegeschiedenis.be/12/10/2025/niet-vergeten-een-bonnetje-te-vragen-de-bescherming-van-belastingbetalers-in-hellenistisch-egypte-en-daarbuiten/#respond Sun, 12 Oct 2025 14:02:11 +0000 https://www.oudegeschiedenis.be/?p=2718 De bescherming van belastingbetalers in Hellenistisch Egypte en daarbuiten

Ook in de Oudheid konden belastingbetalers zich beroepen op bewijsmateriaal: uit duizenden papyri en ostraca uit Grieks-Romeins Egypte blijkt dat belastingkwitanties een belangrijk middel vormden om burgers te beschermen tegen fraude en misbruik. Ze tonen aan dat onderdanen niet louter passieve slachtoffers waren van een zwaar belastingsysteem, maar ook rechten konden laten gelden. In dit artikel wordt geschetst hoe deze kwitanties functioneerden, van Ptolemaeïsch Egypte tot zelfs Bactrië en Babylonië, en wat ze onthullen over administratieve continuïteit en de ideologie van redelijkheid bij antieke heersers. Zelfs in een wereld zonder digitale archieven gold: wie zijn bonnetje bijhield, stond sterker.

Het bericht Niet vergeten een bonnetje te vragen: de bescherming van belastingbetalers in Hellenistisch Egypte en daarbuiten  van Nico Dogaer verscheen eerst op OUDE GESCHIEDENIS.

]]>
De zomer brengt in België niet enkel vakantie, maar ook het moment waarop de belastingaangifte ingediend moest worden. Traditioneel gaat dat gepaard met heel wat papierwerk, wat al eens tot frustratie kan leiden. Maar die bureaucratie heeft ook een positieve kant: het papierwerk kan namelijk gebruikt worden om aan te tonen dat aan alle verplichtingen voldaan is. In de Oudheid was dat niet anders. We stellen ons de onderdanen van de antieke heersers al te makkelijk voor als hulpeloze slachtoffers van scrupuleuze belastinginners, die gebukt gingen onder zware fiscale verplichtingen. Dit was echter niet noodzakelijk het geval. Zeker, onze bronnen tonen dat ambtsmisbruik geen uitzondering was, maar er was op zijn minst een ideologie die de nadruk legde op redelijkheid, en individuen stonden niet machteloos. Het meest directe bewijs hiervoor wordt geleverd door de papyri en ostraca uit Grieks-Romeins Egypte. In het bijzonder de belastingkwitanties die aan de betalers werden uitgedeeld, wijzen op een zekere mate van bescherming.

Antieke belastingbetalers: onderdrukt en overbelast?

De Romeinse keizer Tiberius op een zilveren denarius

We moeten ons uiteraard geen illusies maken over de zwaarte van belastingen in de Oudheid, maar het blijft niettemin onduidelijk wat de belastingdruk was in antieke samenlevingen. In ieder geval erkenden de heersers over het algemeen het feit dat overdreven zware belastingen op lange termijn contraproductief werkten. Het bekendste voorbeeld zijn de woorden die Suetonius toeschrijft aan Tiberius. De keizer vermaande enkele van zijn gouverneurs als volgt: “een goede herder moet zijn schapen scheren, niet villen.” Meer dan een millennium eerder vinden we de redenering nog explicieter terug in Egypte, in de zogenaamde Loyalist Teaching:

Overweldig de boer niet met belastingen, laat hem het goed hebben en hij zal er het volgende jaar nog steeds voor je zijn.

Soortgelijke opvattingen zijn overal in de antieke wereld terug te vinden, van Babylonische wijsheidsliteratuur tot de Arthashâstra in het India van de 4de eeuw v.C. Dat dit niet alleen theoretische overwegingen waren, blijkt het duidelijkst uit de documentaire teksten uit Egypte, inclusief edicten en officiële correspondentie waarin werd vastgelegd wie wat moest bijdragen en waarin ambtenaren die misbruik maakten van hun positie met straffen werden bedreigd.

Belastingkwitanties als bescherming van betalers in Hellenistisch Egypte

Op 25 artabas na heeft Ptolemaios zoon van Harpsalis ons niets toegerekend voor de half-artaba belasting, omdat jij geen kwitantie genomen hebt, aangezien je niks serieus neemt. [P. Tebt. 3 768; TM 7848]

Misstanden tegenover belastingbetalers kwamen wel degelijk voor in Egypte, maar de situatie kon verholpen worden, althans als de betaler eraan gedacht had om een kwitantie mee naar huis te nemen. Met meer dan 2000 gepubliceerde exemplaren vormen belastingkwitanties het meest voorkomende type tekst uit de Ptolemaeïsche periode, en dat aantal neemt nog toe onder de Romeinen. De Ptolemaeïsche kwitanties komen grotendeels uit Opper-Egypte, waar ze op ostraca geschreven werden.

Andere teksten maken echter duidelijk dat het om een algemeen gebruik ging; ook elders in Egypte deelden de autoriteiten zulke bewijsstukken uit. Aangezien er soms verschillende kwitanties op hetzelfde object aangebracht werden, was het waarschijnlijk de betaler zelf die een ostracon, papyrus of houten tabletje meebracht. De meeste betalers waren onderworpen aan een hele reeks belastingen, en in het gemiddelde huishouden zouden er dus verschillende kwitanties terug te vinden geweest zijn, wat interessante vragen oproept over de geletterdheid van de Egyptische bevolking.

Ptolemaeïsche kwitantie voor de belasting op wijngaarden

Kwitantie voor de oogstbelasting uit de 6de eeuw v.C.

Hoewel ze pas vanaf de Ptolemaeïsche periode in grote aantallen bewaard gebleven zijn, kende men in Egypte al eerder belastingkwitanties, ten laatste vanaf de 7de eeuw v.C. De Ptolemaeën namen in dit geval dus een bestaande praktijk over en ze breidden het gebruik ervan uit. Dit hoeft niet te verbazen: contact met de belastingbetalers was een zaak van de lokale administratie, en op dit niveau was de continuïteit het grootst. Kwitanties uit een archief dat toebehoorde aan een zekere Teos (een Thebaanse dodenpriester of choachiet) en diens vrouw Thabis, daterend uit de overgangsperiode tussen de Perzen en de Ptolemaeën (4de eeuw v.C.), tonen bovendien vormelijke continuïteit met de vorige periodes. Na verloop van tijd ontwikkelde zich een specifieke Ptolemaeïsche vorm van belastingkwitanties, waaronder ook exemplaren die in het Grieks waren opgesteld.

Documenten ten dienste van de bevolking

Het citaat in de vorige sectie toonde reeds dat de kwitanties door de belastingbetalers werden bijgehouden als bewijsstukken. Zonder konden gewetenloze beambten hen twee keer laten betalen. Er zijn meerdere gevallen bekend waarin zulke functionarissen kwitanties aan de betalers probeerden te ontfutselen, hetzij onder valse voorwendselen, hetzij door ze gewoon te stelen, om zo meer geld af te kunnen troggelen van hun slachtoffers.

Takskwitantie in het Demotisch en het Aramees

Gelukkig schetsen andere teksten een positiever beeld van het gebruik van kwitanties. Eén betaler uit de vroeg-Romeinse periode verwijst nog terug naar kwitanties uit de tijd van Cleopatra VII, decennia eerder, en de kwitanties bleven dus zelfs geldig over de regimewissel heen. De meeste Ptolemaeïsche kwitanties werden geschreven in het Demotisch of het Grieks, maar er zijn ook een handvol Aramese exemplaren bewaard. Dit toont nog maar eens aan dat ze bedoeld waren om de belastingbetalers van dienst te zijn, aangezien het Aramees geen officiële taal was van de Ptolemaeïsche staat, maar een minderheidstaal van bepaalde gemeenschappen.

De Ptolemaeën boden deze dienst gratis aan, in tegenstelling tot de Romeinen, die de bevolking lieten betalen – mensen laten betalen voor het betalen van hun belastingen kan misschien nog een creatieve manier zijn om het gat in de begroting te verkleinen – voor hun belastingkwitanties.

Bescherming van belastingbetalers elders in de Hellenistische wereld

Het feit dat Ptolemaeïsche belastingkwitanties verder bouwden op een bestaand gebruik betekent daarom niet dat het om een exclusief Egyptisch fenomeen ging. Wel is het zo dat alledaagse documenten zoals kwitanties over het algemeen op vergankelijke materialen geschreven werden, die we voornamelijk nog in Egypte terugvinden, dankzij de bijzondere klimatologische omstandigheden.  Maar bij toeval is er een kwitantie uit de 2de eeuw v.C. op dierenhuid bewaard gebleven uit Bactrië, in het huidige Afghanistan. Verschillende van de vermelde formules en ambtenaren zijn ook bekend in Egypte, een illustratie van de verwevenheid van de Hellenistische wereld.

Bactrische belastingskwitantie op dierenhuid uit de 2de eeuw v.C.

Uit het Hellenistische Babylonië zijn weliswaar geen kwitanties bewaard gebleven, maar er zijn wel grote hoeveelheden zegels gevonden met daarop vermeldingen van belastingen. De documenten waaraan ze ooit waren bevestigd, zijn verloren gegaan. Sommige daarvan waren mogelijk belastingkwitanties, en net als in Egypte zijn er voorbeelden van zulke teksten bekend uit de Neobabylonische en Perzische periodes, maar dit is geenszins zeker. In ieder geval dienden de zegels op zichzelf ook als bewijs van de vervulling van bepaalde verplichtingen. Dit illustreert dat er in verschillende antieke samenlevingen verschillende methoden konden worden gebruikt om belastingbetalers te beschermen. Die laatsten waren dus geenszins passieve en uitgebuite onderdanen die weerloos waren tegen misbruik door staatsambtenaren.

Lees meer

Depauw, M., The Archive of Teos and Thabis from Early Ptolemaic Thebes, Turnhout, 2000.
Muhs, B., Tax Receipts, Taxpayers and Taxes in Early Ptolemaic Thebes, Chicago, 2005.
Jakobsson, J. and Glenn, S., ‘New Research on the Bactrian Tax-receipt’, Ancient History Bulletin 32 (2018), 61–71.
van Oppen de Ruiter, B. F. and Wallenfels, R. (eds.), Hellenistic Sealings & Archives: Proceedings of the Edfu Connection, an International Conference, Turnhout, 2021.

Coverafbeelding: adaptatie van een beschilderd tafereel van een veekeuring door Nebamoen (een klerk en graanteller in het befaamde tempelcomplex van Thebe rond 1350 v.C.) uit diens grafcomplex, bewaard in het British Museum (CC BY-NC-SA 4.0)

[Een Engelstalige versie van deze blogpost werd eerder gepubliceerd op de website van het project FARE (FiscAl Reform in Egypt: From the Achaemenids to the Ptolemies)]

 

Het bericht Niet vergeten een bonnetje te vragen: de bescherming van belastingbetalers in Hellenistisch Egypte en daarbuiten  van Nico Dogaer verscheen eerst op OUDE GESCHIEDENIS.

]]>
https://www.oudegeschiedenis.be/12/10/2025/niet-vergeten-een-bonnetje-te-vragen-de-bescherming-van-belastingbetalers-in-hellenistisch-egypte-en-daarbuiten/feed/ 0 2718
Van Demotisch naar Grieks: Vertalingen, leenwoorden, of verklarende beschrijvingen https://www.oudegeschiedenis.be/31/07/2025/van-demotisch-naar-grieks-vertalingen-leenwoorden-of-verklarende-beschrijvingen/ https://www.oudegeschiedenis.be/31/07/2025/van-demotisch-naar-grieks-vertalingen-leenwoorden-of-verklarende-beschrijvingen/#respond Thu, 31 Jul 2025 19:55:03 +0000 https://www.oudegeschiedenis.be/?p=2690 Tempel van Hathor in Deir el-Medina

In Ptolemaeïsch Thebe vertaalden tweetalige Egyptische scriba’s religieuze en administratieve termen van het Demotisch naar het Grieks met een combinatie van letterlijke vertalingen, fonetische transcripties, leenvertalingen en verklarende omschrijvingen. Deze strategieën weerspiegelen de complexe tweetalige context waarin Grieks en Egyptisch naast elkaar bestonden zonder duidelijke dominantie, al had het Grieks een hogere status in officiële domeinen. Sommige oorspronkelijk Egyptische termen groeiden via herhaald gebruik uit tot volwaardige Griekse leenwoorden, zo blijkt uit de verschillende bronnen (voornamelijk tweetalige papyri) uit Ptolemaeïsch Thebe.

Het bericht Van Demotisch naar Grieks: Vertalingen, leenwoorden, of verklarende beschrijvingen van Lauren Dogaer verscheen eerst op OUDE GESCHIEDENIS.

]]>
Tempel van Hathor in Deir el-Medina

Net zoals we tegenwoordig zonder nadenken googelen of binge-watchen – woorden die uit het Engels zijn overgenomen en helemaal zijn ingeburgerd – zo nam men in de Oudheid ook leenwoorden over wanneer een directe vertaling ontbrak. Tweetalige scriba’s in Ptolemaeïsch Thebe moesten vaak creatief zijn bij het vertalen van religieuze termen, zoals priestertitels en godennamen, van Demotisch naar Grieks. Soms vonden ze een passend Grieks equivalent, maar als dat er niet was, grepen ze naar slimme alternatieven: leenvertalingen, fonetische transcripties of verklarende omschrijvingen. Sommige van deze woorden raakten zo ingeburgerd dat ze uiteindelijk als volwaardige Griekse termen werden beschouwd.

Tweetaligheid in Ptolemaeïsch Thebe

Een Egyptisch schrijverspalet

De sociolinguïstische realiteit van Ptolemaeïsch Egypte kan het best worden omschreven als een situatie van “living apart together”. Er waren individuen die uitsluitend Grieks spraken en anderen die alleen Egyptisch gebruikten, terwijl een derde groep tweetalig was. Beide talen genoten een vergelijkbaar prestige, zonder dat een van de twee volledig dominant was. Toch werd Grieks steevast gebruikt voor officiële en administratieve aangelegenheden. Dit verklaart waarom Egyptenaren eerder geneigd waren Grieks te leren dan omgekeerd. De elites hechtten vermoedelijk het meeste prestige aan hun eigen taal, al hadden zij doorgaans ook kennis van de andere. In Ptolemaeïsch Thebe (het huidige Luxor), in het zuiden van Egypte, bestond de elite voornamelijk uit Egyptische priesters. Zij waren cultureel geworteld in de Egyptische traditie, maar hadden vaak ook een zekere beheersing van het Grieks. De papyri die zij hebben nagelaten, vormen dan ook een waardevolle bron voor het onderzoek naar tweetaligheid in deze periode.

Scriba’s en hun kennis

De Demotische (Egyptische) papyri uit Ptolemaeïsch Thebe zijn in veel gevallen geschreven door notarissen (monographoi), die deel uitmaakten van de Egyptische clerus en werkten voor het notariaat van de tempel. Wie een huis wilde kopen of een huwelijk wilde sluiten, moest naar het notariaat gaan om een contract te laten opstellen, waarbij ook getuigen aanwezig moesten zijn. Soms moesten deze Demotische contracten in het Grieks worden vertaald, bijvoorbeeld wanneer een zaak voor de (Griekse) rechtbank werd gebracht. Dit verklaart waarom zoveel tweetalige papyri uit Ptolemaeïsch Thebe bewaard zijn gebleven (bijvoorbeeld P. BM Andrews 28 [TM 2732]). Naast het Demotische notariaat, waar scriba’s in het Egyptisch schreven, bestond er ook een Grieks notariaat, waar scriba’s (agoranomoi) in het Grieks schreven. Interessant genoeg waren deze Grieks-schrijvende scriba’s vaak Egyptenaren die Grieks hadden geleerd. In sommige gevallen is hun Egyptische achtergrond duidelijk herkenbaar, bijvoorbeeld door de invloed op hun geschreven Grieks en de “fouten” die zij maakten. Juist deze fouten, evenals de manier waarop Egyptische woorden in het Grieks werden weergegeven, bieden waardevolle inzichten in de tweetaligheid in Ptolemaeïsch Thebe en het taalniveau van deze scriba’s.

Voorbeeld van een tweetalig (Demotisch/Grieks) contract uit Ptolemaeïsch Thebe (P. BM Andrews 28 [TM 2732])

Religieuze terminologie in Demotisch en Grieks

Een kruik waarin een Thebaans tweetalig papyrusarchief werd bewaard

Een interessante casus om de tweetaligheid in Ptolemaeïsch Thebe te onderzoeken, is de religieuze terminologie in de tweetalige papyri. Deze omvat onder andere priestertitels, toponiemen van tempels en godennamen. Voor veel traditionele Egyptische (Demotische) termen bestond er geen direct equivalent in het klassieke (koine) Grieks. Om deze begrippen toch weer te geven, moesten scriba’s alternatieve strategieën toepassen wanneer een eenvoudige vertaling niet volstond. Dit leidde tot creatieve aanpassingen en interessante varianten in de manier waarop Demotische woorden in het Grieks werden weergegeven.

Vertalingen en leenvertalingen

De eenvoudigste manier om Egyptische termen in het Grieks weer te geven, was door ze rechtstreeks te vertalen. Zo werden het ‘hoofd van een phyle’ en een ‘wever’ simpelweg vertaald. Wanneer er echter geen bestaand Grieks equivalent voorhanden was, maar een gedeeltelijke vertaling wel mogelijk was, werd vaak een leenvertaling toegepast. Hierbij werd het woord niet in zijn geheel vertaald, maar werd elk afzonderlijk deel omgezet in het Grieks. Zo werd een watergieter (wah-moe) bijvoorbeeld omschreven als ‘degene die water’ (choachytes) uitgiet, en werd een wever van koninklijk linnen een ‘byssos-wever’. Bij al deze (leen)vertalingen was het duidelijk welke functies de personen met deze titels uitoefenden, en er bestond voldoende Griekse woordenschat om geschikte vertalingen te maken. Dit komt mede doordat deze functies, hoewel ze vaak verbonden waren met een tempel- of religieuze context, niet per se cultureel specifiek waren. In wezen betroffen ze vrij algemene beroeps- of taakomschrijvingen.

Buitenlandsismen en leenwoorden

Wanneer functies complexer of minder duidelijk waren, of wanneer er geen passend Grieks equivalent voorhanden was, koos men vaak voor een transcriptie. Dit betekende dat de scriba het Egyptische woord fonetisch weergaf in het Griekse schrift. Deze transcripties konden aanvankelijk een buitenlandsisme zijn, wat betekent dat ze letterlijk on the spot werden geconcipieerd, zonder een gestandaardiseerde spelling. De tweetalige documenten uit Ptolemaeïsch Thebe bevatten enkele interessante voorbeelden van dergelijke buitenlandsismen, zowel voor priestertitels als religieuze toponiemen.

Een eerste voorbeeld komt uit een tweetalige mummielijst (P. Survey 54A, [TM 3582]), waarin de namen en titels van de overledenen staan vermeld voor wie de dodenpriesters plengoffers brachten. Een van de individuen op deze lijst was een hogepriester van Ptah, pꜣ ḥm(-nṯr) Ptḥ, wat in het Grieks doorgaans wordt vertaald als hogepriester van Hephaistos (προφήτης Ἡφαίστου, prophetes Hephaistou). De scriba van deze lijst was echter niet bekend met de gangbare vertaling en kon de titel alleen fonetisch noteren, waardoor hij een buitenlandsisme introduceerde. Hij schreef de titel neer zoals hij die hoorde: φενπταιος (phenptaios; mogelijk uitgesproken als pəhəmpətáh). De scriba was zich duidelijk bewust van zijn onzekerheid, want hij voegde er bijna verontschuldigend aan toe: “of hoe de titel dan ook anders geschreven wordt”.

Griekse gedeelte van een tweetalige mummielijst (P. Survey 54A, [TM 3582])

Andere voorbeelden van buitenlandsismen zijn terug te vinden in enkele Thebaanse toponiemen. Bekende tempels kregen meestal een Griekse vertaling: de tempel van Amon (de Karnak-tempel) werd het Ammonieion, de tempel van Anubis het Anubieion, en de tempel van Isis het Isieion, enzovoort. Wanneer een letterlijke vertaling niet mogelijk was, werd vaak de interpretatio Graeca toegepast, waarbij een Egyptische god werd gelijkgesteld met een Griekse. Zo werd de tempel van Montu het Apollonieion, aangezien Montu werd vereenzelvigd met Apollo; de tempel van Mut werd het Heraion, en de tempel van Hathor het Aphrodisieion. Voor minder bekende tempels of toponiemen kon dit principe niet altijd worden gevolgd, en schreef de scriba soms fonetisch neer wat hij hoorde. Zo werd de tempel van Opet in het Karnak-domein, Pꜣ-pr-ꞽp.t-wr.t, fonetisch weergegeven als Παποηριεῖον of Πεφοηριείο (papoerieion, pephoerieion; mogelijks uitgesproken als *pəp(ʰ)əwèrə). Op dezelfde manier werd het dorp “de fundering van Isis”, gelegen naast de tempel van Deir-Shelwit, Pa-grg(-n)-ꜣs.t, fonetisch weergegeven als Πακηρκεῆσις, Πακερκεεσις (pakerkeesis; mogelijks uitgesproken als *pəkərkəʔésə).

Opvallend bij buitenlandsismen is dat ze meestal slechts één keer voorkomen, zoals in het voorbeeld van de hogepriester van Ptah. Wanneer ze daarentegen meerdere keren worden aangetroffen, zoals bij de toponiemen, ontbreekt vaak een gestandaardiseerde spelling. Dit resulteerde in verschillende Griekse varianten van dezelfde naam. Na verloop van tijd konden dergelijke buitenlandsismen uitgroeien tot volwaardige leenwoorden die zich volledig aan het Grieks hadden aangepast. De buitenlandse oorsprong van het woord speelde dan geen rol meer; het werd volledig geïntegreerd in de taal en kreeg een gestandaardiseerde spelling.

Er zijn niet veel voorbeelden van Demotische termen die uiteindelijk Griekse leenwoorden werden. Toch zijn er enkele titels waarbij dit gebeurde en die volledig ingeburgerd geraakten. Een eerste voorbeeld is de titel mr-šn, die verwees naar een functionaris die verantwoordelijk was voor de financiële administratie van de tempel en verantwoording moest afleggen aan de Ptolemaeïsche overheid. De Griekse variant, λεσῶνις (lesonis), was een fonetische weergave van de Demotische titel, maar in tegenstelling tot buitenlandsismen werd het woord volledig aangepast aan het Grieks en consequent op dezelfde manier geschreven. Een vergelijkbaar geval is de titel gl-šr, die verwees naar een soort soldaat, mogelijk een bewaker van het tempeldomein. In het Grieks werd deze titel weergegeven als καλάσιρις (kalasiris).

Niet alleen titels, maar ook Egyptische epitheta konden zich ontwikkelen tot leenwoorden. Het bekendste voorbeeld hiervan is te vinden binnen de cultus van Amon, de hoofdgod van het Thebaanse gebied. Twee van de meest voorkomende priesterfuncties binnen zijn cultus waren genoemd naar epitheta van Amon: de profeten van Amon in Karnak (Ꞽmn-n-Ꞽp.t-sw.t) en de profeten van Amon-Ra, koning der goden (Ꞽmn-Rꜥ nsw.t nṯr.w). Opmerkelijk genoeg kreeg alleen het laatste epitheton een Griekse tegenhanger: Ἀμονρασονθήρ. Dit was waarschijnlijk omdat dit het meest prominente epitheton van de twee was. Vermoedelijk werd dit Griekse leenwoord ontwikkeld door Egyptische priesters die naar de meest geschikte “vertaling” zochten om de belangrijke cultus van Amon in het Grieks weer te geven.

Verklarende beschrijvingen

Een beeld van een Egyptische scriba (5de dynastie)

Wanneer het oorspronkelijke Egyptische woord voor de scriba duidelijk was, maar er geen Grieks equivalent bestond, kon hij naast een transcriptie ook een verklarende beschrijving ontwikkelen. In zulke gevallen werd niet simpelweg een woord overgenomen, maar werd uitgelegd welke functie een persoon met die titel uitoefende. Opvallend is dat de Griekse equivalenten in veel gevallen explicieter en duidelijker zijn dan de oorspronkelijke Demotische termen.

Het feit dat het Grieks vaak duidelijker is dan het oorspronkelijke Demotisch, komt vooral naar voren in de cultus van heilige valken en ibissen. Deze vogels werden tijdens hun leven verzorgd en gevoed door een bepaalde groep priesters, vervolgens waarschijnlijk ritueel gedood als offer, en daarna gemummificeerd en begraven door een andere groep priesters. In het Demotisch werden de verzorgers aangeduid als ‘dienaar van de ibissen’ (bꜣk nꜣ ḥb.w) en ‘dienaar van de valken’ (bꜣk pꜣ bꞽk). Het Grieks biedt echter een veel specifiekere omschrijving: ἰβιοβοσκός (‘degene die de ibissen voedt’) en ἱερακοβοσκός (‘degene die de valken voedt’). Voor de priesters die de dieren mummificeerden en begroeven, die met een andere Demotische term eveneens ‘dienaar van de ibissen’ (sḏm nꜣ ḥb.w) en ‘dienaar van de valken’ (sḏm pꜣ bꞽk) werden genoemd, bood het Grieks opnieuw een verduidelijking: ἰβιοτάφος (‘degene die de ibissen begraaft’) en ἱερακοτάφος (‘degene die de valken begraaft’). Dit onderscheid zou op basis van het Demotisch alleen nooit zo helder zijn geweest, aangezien beide functies in die taal simpelweg als dienaar werden omschreven.

Een vergelijkbaar fenomeen doet zich voor bij de portiers van de tempel (ry-ꜥꜣ), die in het Grieks werden omschreven als ‘degene die het gordijn omhoog doet’ (παστοφόρος). Deze verklarende beschrijving is veel specifieker dan de algemene Demotische titel ‘portier’. Ook de Egyptische rechter, wpty in het Demotisch, wordt in het Grieks specifieker omschreven als ‘rechter van het volk’ (λαοκρίτης). Dit komt doordat de Grieken het rechtssysteem in Egypte diversifieerden. Naast de Egyptische rechters, die vaak priesters waren en rechtszittingen hielden bij de poorten van de tempels, voegden de Grieken ook hun eigen rechters, chrematistai (koninklijke rechtbanken) en dikastai (Griekse rechtbanken), toe. Deze diversificatie maakte het noodzakelijk om de Egyptische rechters, die al lange tijd bestonden, in het Grieks specifieker te beschrijven. Eveneens interessant is de titel van de Demotische voorleespriester, ẖry-ḥb, die naast het voorlezen van rituele teksten ook verantwoordelijk was voor de mummificatie van lijken. In het Grieks kreeg hij de specifieke titel ‘pekelaar’ (ταριχευτής), omdat hij degene was die de lijken met natron pekelde. Waar de oorspronkelijke Egyptische titel sterk de nadruk legde op de religieuze functie – hij is iemand die rituele teksten voorleest – richt de Griekse titel zich duidelijker op de praktische aspecten van de mummificatie. De Griekse term pekelaar werd overigens ook gebruikt voor mensen die werkzaam waren in de voedselindustrie, specifiek voor degenen die verantwoordelijk waren voor het pekelen van voedsel met zout.

Conclusie

Al deze Griekse verklarende beschrijvingen, die vaak beter uitlegden wat er precies werd bedoeld dan de oorspronkelijke Demotische termen, werden mogelijk ook ontwikkeld door Egyptenaren die Grieks hadden geleerd. Ze werden in ieder geval opgesteld door individuen die goed begrepen welke specifieke functies er uitgevoerd werden. Daarnaast is het belangrijk te benadrukken dat het beschrijven van bepaalde priesterfuncties om een titel te creëren geen nieuw concept was. De Egyptenaren deden dit al in eerdere periodes. Zo werden de verschillende handelingen die bijvoorbeeld tijdens het dagelijkse offerritueel voor de god in de tempel werden uitgevoerd, als volgt beschreven: degene die de horizon binnengaat en ziet wat er is, degene die het schrijn opent en de god ziet, enzovoort. Dit soort verklarende beschrijvingen werden al toegepast in eerdere hiëratische en hiëroglyfische titels. Dit kan een extra reden zijn om aan te nemen dat de Griekse verklarende beschrijvingen voor de Demotische titels eveneens door Egyptenaren werden gemaakt die de Griekse taal hadden geleerd.

Hoewel de tweetalige scriba’s in Ptolemaeïsch Thebe niet altijd volledig begrepen wat er precies aan de hand was en soms fonetisch moesten neerschrijven wat ze hoorden, bezaten ze in de meeste gevallen veel kennis en deden ze hun uiterste best om de religieuze Demotische terminologie zo nauwkeurig mogelijk in het Grieks weer te geven.

Meer Lezen

Coussement, S., “Because I am Greek”. Polyonymy as an Expression of Ethnicity in Ptolemaic Egypt, Stud. Hell. 55, Leuven, 2016.

Depauw, M., “Language Use, Literacy, and Bilingualism”, in C. RIGGS (ed), Oxford Handbook of Roman Egypt, Oxford, 2012, pp. 671-689.

Fewster, P., “Bilingualism in Roman Egypt”, in J. N. ADAMS, M. JANSE and S. SWAIN (eds), Bilingualism in Ancient Society. Language Contact and the Written Word, 2002, pp. 220-245.

Kilani, M., “On the Vocalization of Semitic Words in Late Bronze Age Egyptian transcriptions: New Evidence from Papyrus Anastasi I”, in L. QUICK, S. NOLL, P. Y. YOO and E. KOZLOVA (eds), To Gaul, to Greece and Into Noah’s Ark. Essays in Honour of Kevin J. Cathcart on the Occasion of His Eightieth Birthday, Oxford, 2019, pp. 167-186.

Mairs, C. J. & Martin, R., “A Bilingual ‘Sale’ of Liturgies from the Archive of the Theban Choachytes. P. Berlin 5507, P. Berlin 3098 and P. Leiden 413”, Enchoria 31, 2008/9, pp. 22-67.

Schneider, T., “Three Histories of Translation. Translating in Egypt, Translating Egypt, Translating Egyptian”, in S. MCELDUFF, E. SCIARRINO (eds), Complicating the History of Western Translation. The Ancient Mediterranean in Perspective, London, 2011, pp. 176-188.

Vierros, M., Bilingual Notaries in Hellenistic Egypt. A Study of Greek as a Second Language, Coll. Hell 5, Leuven, 2012.

 

Coverfoto: adaptatie van de afbeelding ‘Temple of Hathor, Deir el-Medina’, vanuit Wikimedia (CC BY-SA 3.0)

Het bericht Van Demotisch naar Grieks: Vertalingen, leenwoorden, of verklarende beschrijvingen van Lauren Dogaer verscheen eerst op OUDE GESCHIEDENIS.

]]>
https://www.oudegeschiedenis.be/31/07/2025/van-demotisch-naar-grieks-vertalingen-leenwoorden-of-verklarende-beschrijvingen/feed/ 0 2690
Biografie en filosofie in de fragmenten van Hieronymus van Rhodos  https://www.oudegeschiedenis.be/05/01/2025/biografie-en-filosofie-in-de-fragmenten-van-hieronymus-van-rhodos/ https://www.oudegeschiedenis.be/05/01/2025/biografie-en-filosofie-in-de-fragmenten-van-hieronymus-van-rhodos/#respond Sun, 05 Jan 2025 18:38:44 +0000 https://www.oudegeschiedenis.be/?p=2658 Plato en Aristoteles wandelen en discussiëren. Detail uit Rafaëls De school van Athene (1509-1511)

De fragmenten van Hieronymus van Rhodos, een peripatetische filosoof uit de 3e eeuw v.Chr., waarvan slechts delen via latere auteurs zijn overgeleverd, leren ons heel wat biografische gegevens over verschillende Griekse filosofen. Voorbeelden zoals de bigamie van Socrates, de slavernij van Phaedo en Thales’ voorspelling van een olijvenoogst illustreren hoe hij historische verhalen gebruikte om morele en filosofische lessen te benadrukken, hoewel de fragmentarische overlevering uitdagingen biedt voor reconstructie en interpretatie.

Het bericht Biografie en filosofie in de fragmenten van Hieronymus van Rhodos  van Marco Pelucchi verscheen eerst op OUDE GESCHIEDENIS.

]]>
Plato en Aristoteles wandelen en discussiëren. Detail uit Rafaëls De school van Athene (1509-1511)

Slechts een klein deel van klassieke literatuur is volledig bewaard aan ons overgeleverd. De werken van Homerus, Plato en Vergilius zijn uitzonderingen. De werken van quasi alle andere auteurs zijn grotendeels verloren gegaan. Toch kunnen we ons nog steeds een beeld vormen van hun werk dankzij fragmenten die door latere auteurs werden bewaard. Een goed voorbeeld hiervan is Hieronymus van Rhodos, een peripatetische filosoof uit de 3de eeuw v.C., dankzij wie er niet alleen mythes, historische en biografische fragmenten over bijvoorbeeld Herakles en Alexander de Grote zijn bewaard, maar ook biografische gegevens van bekende en minder bekende Griekse filosofen.

Literatuur in fragmenten

“Fragmenten” van klassieke literatuur kunnen verschillende vormen aannemen. Soms gaat het om papyri die delen bevatten van een anders verloren geacht werk. Dit noemt men fragmenten uit de directe traditie. Veel vaker zijn fragmenten echter citaten, allusies, samenvattingen en verwijzingen van latere auteurs, bewaard in Middeleeuwse handschriften of papyri. Dit noemen we fragmenten uit de indirecte traditie.

Het onderzoek naar fragmenten uit de indirecte traditie brengt specifieke problemen met zich mee. De auteurs die deze fragmenten aanhalen, hadden meestal niet als doel het werk van antieke auteurs te bewaren, maar gebruikten deze teksten voor hun eigen doeleinden. Ze manipuleerden of veranderden de teksten, soms zelfs door hen te vervalsen. Omdat citaten vaak uit het hoofd werden overgenomen, waren fouten en vergissingen niet ongewoon.

Bovendien beperkten de auteurs zich meestal tot geselecteerde aspecten die hen interesseerden, zonder context of uitleg over het oorspronkelijke doel van de informatie. Daarom vereist de studie van fragmentaire literatuur een grondige analyse van de bronnen, de werkwijze van de auteur en citatiepraktijken om de betrouwbaarheid en selectiecriteria te begrijpen. Dit soort problemen komt vaak voor bij het bestuderen van de Oudgriekse geschiedschrijving en filosofie. Hieronymus van Rhodos biedt een perfect voorbeeld van dit type literatuur.

Oxford Papyrology (2022). P.Oxy. LII 3656
Fragment van P. Oxy. 3656 (een rol uit Oxyrhynchus, een oude Egyptische stad beroemd om de duizenden papyri die daar zijn opgegraven) dateert uit de 2de à 3de eeuw n.C. en bevat een fragment van Hieronymus over een leerlinge van Plato

Het leven en werk van Hieronymus van Rhodos

Buste van Aristoteles, de grondlegger van de peripatetische school, waar Hieronymus toebehoort

Hieronymus van Rhodos was een filosoof die leefde in de 3de eeuw v.C. die behoorde tot de Peripatos, de leerschool opgericht door Aristoteles. Afgezien van een zeventigtal fragmenten is van Hieronymus’ werk niets overgeleverd. Deze fragmenten zijn voornamelijk overgeleverd door auteurs uit latere eeuwen, vooral uit de periode van de Romeinse keizertijd, zoals Plutarchus, Athenaeus en Diogenes Laërtius.

De verzamelde fragmenten van Hieronymus tonen een brede interesse. In deze teksten behandelt hij niet enkel filosofie, maar ook vele andere disciplines, wat kenmerkend is voor de Peripatetische School sinds Aristoteles. Er zijn fragmenten van expliciet filosofisch karakter die zich richten op het identificeren van het “hoogste goed”, terwijl andere zich bezighouden met onderwerpen zoals biografie, geschiedenis, mythologie, literatuur, retorica en geleerdheid. Veel fragmenten bevatten anekdotes over belangrijke figuren uit het verleden, waaronder filosofen, dichters en politici.

De fragmenten van Hieronymus zijn vaak raadselachtig. Bestaande bronnen bieden slechts summiere informatie, waardoor het niet altijd duidelijk is in welke context Hieronymus bepaalde onderwerpen behandelde. Vooral zijn uitgebreid gebruik van anekdotes roept de vraag op welke rol biografie en anekdotes speelden in zijn filosofische werk.

De bigamie van Socrates

Dit manuscript (een pagina uit de codex van Venetië, Biblioteca Nazionale Marciana, Gr. Z 447) bevat de Deipnosophisten van Athenaeus, een werk rijk aan citaten uit verloren werken

Hieronymus is een van de auteurs – samen met Aristoteles en andere peripatetici – die overleveren dat Socrates twee echtgenotes had en dat hij met beiden kinderen verwekte. De historische achtergrond van dit verhaal is moeilijk te achterhalen, aangezien alle bronnen fragmentarisch en tegenstrijdig met elkaar zijn; dit betreft zelfs de identiteit van de twee vrouwen. Ook onder de moderne geleerden zijn de meningen verdeeld: sommigen ontkennen de historische waarde van het verhaal, terwijl anderen er elementen van waarheid in zien.

Het fragment van Hieronymus [nr. 53 in de laatste verzameling, uitgegeven door S.A. White] wordt, mits kleine variaties, aangehaald door Athenaeus en Diogenes Laërtius, beiden auteurs uit de 2de-3de eeuw n.C. Volgens deze bronnen verwees Hieronymus naar een Atheens decreet dat het toestond om met twee vrouwen te trouwen en kinderen met beiden te krijgen met als doel de bevolking te herstellen.

Hieronymus lijkt met dit verhaal een apologie voor Socrates te bieden: hij probeert een ethische en juridische basis te geven aan de bigamie van Socrates, wellicht om hem te verdedigen tegen mogelijke vormen van schandaal. Hoewel het onduidelijk is of dit decreet echt heeft bestaan (in Athene was het altijd toegestaan om kinderen te hebben met een andere vrouw dan de echtgenote), is het zeker dat Hieronymus een positieve houding aannam ten opzichte van Socrates.

‘Socrates, zijn twee vrouwen en Alcibiades’, een schilderij van de Nederlandse schilder Reyer Jacobsz. van Blommendael (1660-1670) waarop zowel Xanthippe als Myrto – een naam overgeleverd door Athenaeus en Diogenes Laërtius – zijn afgebeeld

Slavernij van Phaedo van Elis

Een andere benadering vinden we in een fragment over Phaedo van Elis, een leerling van Socrates [nr. 54 White, via Diogenes Laërtius]. Hier beschuldigt Hieronymus Phaedo ervan een slaaf geweest te zijn. Sommige andere tradities stellen dat Phaedo van nobele afkomst was en tot slaaf werd gemaakt na de val van zijn stad. Hieronymus gebruikte deze informatie mogelijks om Phaedo in diskrediet te brengen als filosoof.

Het fragment is afkomstig uit het werk getiteld Περὶ ἐποχῆς, waar de term epochè verwijst naar de “opschorting van het oordeel”, volgens de terminologie van de sceptische filosofische school. Hoewel het werk verloren is gegaan, is het aannemelijk dat Hieronymus zich daarin tegen het scepticisme uitsprak. Phaedo kan genoemd zijn vanwege zijn connectie met Pyrrho van Elis, de grondlegger van het antieke scepticisme. Dit fragment laat zien hoe biografische elementen geïntegreerd konden worden in filosofische werken. Misschien werd ook het fragment over de bigamie van Socrates in deze context aangehaald?

Thales en de olijven

De filosoof Thales van Milete, afgebeeld op een mozaïek

Hieronymus vermeldt ook een anekdote over Thales van Milete [nr. 47 White, via Diogenes Laërtius]. Thales voorspelde een overvloedige olijvenoogst door gebruik te maken van zijn astronomische kennis. Bijgevolg huurde hij voor een lage prijs alle olijfpersen in de regio en maakte hier later een fortuin mee. De anekdote draagt een duidelijke morele boodschap over het nut van filosofie en wetenschap. Het verhaal werd mogelijk verzonnen als weerwoord tegen het idee dat filosofie nutteloos zou zijn. Thales blijkt ook de hoofdpersoon te zijn in een andere anekdote die door Plato wordt overgeleverd. In deze anekdote was Thales zo begeesterd met het observeren van de hemel dat hij tijdens het wandelen in een put viel en zichzelf dusdanig belachelijk maakte dat zelfs een Thracische slavin in de buurt haar lach niet kon bedwingen.

Het fragment van Hieronymus is afkomstig uit een werk getiteld Τά σποράδην ὑπομνήματα (Losse aantekeningen). Dit lijkt geen strikt filosofisch traktaat te zijn, maar eerder een verzameling diverse materialen, waaronder anekdotes over filosofen.

Pericles en de pedagogen

Buste van Perikles, protagonist van een anekdote geciteerd door Hieronymus

Pericles komt voor in een anekdote over onderwijs [nr. 31 White, overgeleverd in een Middeleeuwse bloemlezing]. Hieronymus benadrukt het belang van het zorgvuldig kiezen van pedagogen (de leraren voor kinderen van gegoede afkomst), een taak die vaak zonder zorg werd uitgevoerd. Hij bekritiseert vooral de gewoonte om niet-Griekse pedagogen in te huren, wat – naar zijn mening – negatieve gevolgen had voor de ethische en taalkundige vorming van kinderen. In deze context citeert hij een geestige opmerking van Perikles. Toen de Atheense strateeg een slaaf uit een olijfboom zag vallen en zijn been breken, riep hij spottend uit:

“Daar is weer een nieuwe pedagoog voor onze kinderen!”

Conclusie

Dit citaat maakt duidelijk dat Hieronymus de gewoonte had om anekdotes te gebruiken in theoretische contexten. We kunnen waarschijnlijk aannemen dat ook zijn andere anekdotes op gelijkaardige wijze tot stand kwamen. Helaas is in de meeste gevallen de oorspronkelijke context volledig verloren gegaan en kunnen we deze alleen hypothetisch reconstrueren. De auteurs die de fragmenten hebben overgeleverd waren vaak meer geïnteresseerd in anekdotes en biografische verhalen dan in de speculatieve onderdelen van de werken. Maar dankzij de vergelijking tussen Hieronymus’ verschillende fragmenten en de studie van andere bronnen over dezelfde zaken, is het nog steeds mogelijk een idee te krijgen van Hieronymus’ werk en de rol die biografie en anekdotes speelden in zijn filosofische werk.

Verder lezen

Steven A. White heeft de testimonia en fragmenten van Hieronymus van Rhodos verzameld, in het Engels vertaald en van commentaar voorzien in W.W. Fortenbaugh en S.A. White (reds.), Lyco of Troas and Hieronymus of Rhodes. Text, Translation, and Discussion (New Brunswick, New Jersey/Londen: Transaction, 2004). Hetzelfde volume bevat enkele essays over belangrijke aspecten van de biografie, het werk en de filosofie van Hieronymus.

Over de bigamie van Socrates biedt Jules Labarbe’s artikel “Les compagnes de Socrate” (L’Antiquité Classique, 67, 1998) interessante inzichten.

Coverafbeelding: Adaptatie van Rafaëls ‘De school van Athene’ (1509-1511), waarbij Plato en Aristoteles wandelen en discussiëren vanop Wikimedia (PD)

[Deze tekst is oorspronkelijk geschreven in het Italiaans. De vertaling naar het Nederlands is uitgevoerd met de hulp van ChatGPT. De auteur wil Stefan Schorn bedanken voor zijn bijdrage en Sam Hox voor het proeflezen.]

Het bericht Biografie en filosofie in de fragmenten van Hieronymus van Rhodos  van Marco Pelucchi verscheen eerst op OUDE GESCHIEDENIS.

]]>
https://www.oudegeschiedenis.be/05/01/2025/biografie-en-filosofie-in-de-fragmenten-van-hieronymus-van-rhodos/feed/ 0 2658
Het gedonder van de wereldgeschiedenis, of wat we kunnen leren van antieke belastingen https://www.oudegeschiedenis.be/17/11/2024/het-gedonder-van-de-wereldgeschiedenis-of-wat-we-kunnen-leren-van-antieke-belastingen/ https://www.oudegeschiedenis.be/17/11/2024/het-gedonder-van-de-wereldgeschiedenis-of-wat-we-kunnen-leren-van-antieke-belastingen/#respond Sun, 17 Nov 2024 16:24:08 +0000 https://www.oudegeschiedenis.be/?p=2625 Reliëf van een Romeinse pachtbetaling van de Trierse bevolking uit het Rheinisches Landesmuseum Trier

Antieke fiscaliteit is een specialiteit van onze Leuvense onderzoekseenheid, en eerder kon u op deze blog al bijdragen lezen over belastingen op bier, olie, begrafenissen en prostitutie. In dit artikel bieden we een overzicht van het panorama van diverse antieke belastingen, hun inning en ontduiking, en wat ze ons vertellen over antieke staten en hun inwoners.

Het bericht Het gedonder van de wereldgeschiedenis, of wat we kunnen leren van antieke belastingen van Nico Dogaer verscheen eerst op OUDE GESCHIEDENIS.

]]>
In this world nothing can be said to be certain, except death and taxes”. De gevleugelde woorden van Benjamin Franklin worden bevestigd door documenten die in 1789 nog niemand kon lezen. Sumerische en Egyptische teksten uit het 3de millennium v.C. tonen hoe staten al bij het begin van de geschiedenis inkomsten verzamelden. Alle overheden, huidige en historische, staan op dat vlak voor gelijkaardige uitdagingen. De oplossingen kunnen echter sterk uiteenlopen.

Sumerische kwitantie voor stro uit de 21ste eeuw v.C.

Antieke fiscaliteit is een specialiteit van onze Leuvense onderzoekseenheid, en eerder kon u op deze blog al bijdragen lezen over belastingen op bier, olie, begrafenissen en prostitutie. Fiscale hervormingen vormen tevens het onderwerp van mijn nieuwe postdoctorale project ‘FARE‘. Naar aanleiding daarvan bied ik u graag een panorama van diverse antieke belastingen, hun inning en ontduiking, en wat ze ons vertellen over antieke staten en hun inwoners. Hopelijk maakt dat uw volgende aangifte net iets minder pijnlijk, of voelt u zich op zijn minst een beetje verbonden met uw antieke lotgenoten.

“The thunder of world history”

Fiscaliteit doet misschien niet spontaan veel harten sneller slaan (althans niet van degenen die braaf het verschuldigde betalen). Waarom zouden we ons moeten interesseren voor fiscale geschiedenis? Joseph Schumpeter, een van de meest invloedrijke economen uit de 20ste eeuw, verwoordde het als volgt:

“The spirit of a people, its cultural level, its social structure, the deeds its policy may prepare — all this and more is written in its fiscal history, stripped of all phrases. He who knows how to listen to its message here discerns the thunder of world history more clearly than anywhere else.” (Crisis of the Tax State, 1918)

Het “gedonder van de wereldgeschiedenis” dus! Dat klinkt behoorlijk dramatisch, maar belastingen en hun organisatie bieden inderdaad een schat aan informatie over sociale, economische en politieke geschiedenis. Omdat belastingen een constante zijn doorheen de geschiedenis is een historisch perspectief ook relevant voor de organisatie van onze fiscaliteit, en de antieken kunnen ons een en ander leren over hoe of misschien vooral hoe niet belastingen te organiseren.

Enkele misverstanden over belastingen in de Oudheid

Deze munt van keizer Caligula (37–41 n.C.) verwijst naar zijn afschaffing van een verkoopsbelasting. De voorzijde toont — misschien met enig gevoel voor ironie — de vrijheidsmuts

Antieke heersers worden al te gemakkelijk voorgesteld als hebzuchtige tirannen. Echter, zoals keizer Tiberius opmerkte, is het in het belang van een “herder” om zijn schapen te scheren en niet te villen. De documentaire bronnen uit veel gebieden tonen dat antieke staten op binnenlands vlak stabiele boven maximale inkomsten verkozen. Autocratische regimes beloven bovendien vaak een lager belastingtarief om te compenseren voor een gebrek aan vrijheid. Dat idee gaat al terug tot de Franse filosoof Montesquieu en lijkt haar bevestiging te vinden in de lagere belastingtarieven in het Perzische en Romeinse Rijk. Dit kan deels verklaard worden door het feit dat deze staten minder in oorlogsvoering moesten investeren. Maar het is misschien geen toeval dat Finland met een van de hoogste belastingen ter wereld steevast op nummer 1 eindigt in het World Happiness Report.

Een ander misverstand is dat antieke economieën “primitief” waren en grotendeels gebaseerd op ruilhandel. Niets is minder waar, en antieke staten begonnen al vroeg belastingen te innen in edelmetaal. In Babylonië vinden we in de ‘Ur-III’-periode (late 3de millennium v.C.) al een belasting op vee in zilver, en in Egypte een gelijkaardige taks geïnd van vissers in het 2de millennium v.C. In de loop van het 1ste millennium v.C. wonnen belastingen in cash echt aan belang doorheen het hele Middellandse Zeegebied en Mesopotamië.

Een lappendeken aan verschillende belastingen

De basis van de meeste hedendaagse staatsfinanciën is de algemene inkomstenbelasting. Ondanks indrukwekkende bureaucratieën had geen enkele antieke staat daarvoor de infrastructuur en de informatie. Om die reden werd er ook vaak een beroep gedaan op lokale elites zoals priesters en op belastingpachters. Aangezien alle antieke beschavingen landbouwsamenlevingen waren, hadden de meeste staten een vorm van belasting op het land. Vaak ging het om 10% van de oogst, maar bijvoorbeeld in Ptolemaeïsch Egypte lag het (variabele) tarief veel hoger. Land dat toebehoorde aan invloedrijke tempels werd vaak minder belast, in Babylonië onder de Perzen bijvoorbeeld maar aan 3%. Degenen wiens hoofdberoep een ambacht of een dienst was, waren doorgaans onderworpen aan een professionele taks. Ook op dat vlak liepen de modaliteiten uiteen, maar de hoogst bekende belasting was die in de Griekse stad Byzantion, waar bepaalde groepen een derde van hun inkomsten moesten afdragen.

Scène uit het graf van de Egyptische vizier Rekhmire (ca. 1400 v.C.). Vertegenwoordigers van 80 Opper-Egyptische dorpen betalen belastingen in goud, zilver, vee, kleding en honingNico Dogaer | OUDE GESCHIEDENIS

Scène uit het graf van de Egyptische vizier Rekhmire (ca. 1400 v.C.). Vertegenwoordigers van 80 Opper-Egyptische dorpen betalen belastingen in goud, zilver, vee, kleding en honing

In de Oudheid kende men geen algemene btw, maar wel verkoopstaksen, die uiteraard werden doorgerekend aan de klant. Die belastingen konden zowel algemene markt-taksen als specifieke belastingen zijn, bijvoorbeeld op de verkoop van gladiatoren in het Romeinse Rijk. Wie een huis kocht of een ander contract wilde laten registreren, betaalde op veel plaatsen een vorm van registratierechten. Zij die producten wilden invoeren of uitvoeren, een activiteit die makkelijk te controleren viel, waren quasi overal onderhevig aan douane- en tolheffingen. Dit soort taksen was in vredestijd de belangrijkste bron van inkomsten voor zowel de Griekse stadstaten als de vroeg-Romeinse Republiek. Zo vermeldt Strabo de spreekwoordelijke domheid van de inwoners van Cumae, die pas 300 jaar na de stichting van de stad douanerechten verpachtten:

[…] κατέσχεν οὖν δόξα ὡς ὀψὲ ᾐσθημένων ὅτι ἐπὶ θαλάττῃ πόλιν οἰκοῖεν. (Strabo XIII, 3, 6)
[…] aldus kregen ze de reputatie een volk te zijn dat pas laat doorhad in een stad bij de zee te wonen.

Een type taks dat vandaag omstreden is, en bijvoorbeeld een groot twistpunt vormt in de Belgische regeringsvorming, is de vermogensbelasting. In de Oudheid was het echter een courante praktijk om hogere defensie-uitgaven te compenseren door vermogens aan te spreken. Zo hieven vele Griekse steden in oorlogstijd de zogenaamde eisphora, en de Romeinen in de Republiek het tributum, beide enkel betaald door zij die een bepaald vermogen bezaten. Ook het antieke China kende in de 2de en 1ste eeuw v.C. een vermogensbelasting. Een gerelateerde praktijk is het innen van successierechten, zoals de vicesima hereditatum (“5% van de erfenis”) ingevoerd door keizer Augustus.

Taksen: een heel karwei

Met 833 mogelijke codes lijkt het invullen van de Belgische belastingaangifte misschien veel werk. Maar het kan erger: in de Oudheid moesten veel inwoners fysiek werk verrichten voor de staat. Vooral in het oude nabije oosten en in Egypte vinden we diverse vormen van corvee (waar ons woord ‘karwei’ van afgeleid is), maar ook de Inca’s, Azteken en de oude Chinezen kenden deze praktijk. In België verdween elke vorm van verplichte arbeid met de opschorting van de militaire dienstplicht in 1992. Naast militaire dienst werd corvee vaak gebruikt voor de cultivatie van staatsland, voor publieke bouwwerken (zoals piramides), en vooral voor het onderhoud van het irrigatiesysteem, waar de hele bevolking baat bij had. Na verloop van tijd konden deze verplichtingen worden afgekocht met zilver of geld. In Mesopotamië werd dit al gangbaar in het 2de millennium v.C., wat suggereert dat deze regio al vroeg een echte arbeidsmarkt had.

Reliëf voor de bouw van een tempel in Lagash (ca. 2500 v.C.). Links houdt koning Ur-Nanshe een typische corveemand voor het dragen van aarde boven zijn hoofd

“No taxation without representation?”

Geen belasting zonder vertegenwoordiging was de slagzin van de Amerikaanse revolutie. Ook in de Oudheid speelden taksen vaak een rol in het uitbreken van opstanden, in het bijzonder wanneer de legitimiteit van de veroveraars om te belasten in twijfel getrokken werd. Voorbeelden zijn legio: de vele revoltes in het Perzische rijk, de grote Thebaanse opstand tegen de Ptolemaeën, de Makkabese opstand tegen de Seleuciden, revoltes tegen de Romeinse overheersing, enz. Sommige regimes, zoals het Perzische rijk of de Delisch-Attische Zeebond verbloemden tribuutbetalingen dan ook als “vrijwillige” giften.

Ionische Grieken brengen giften naar de Perzische koning in deze scène uit de Apadana in Persepolis (eerste helft 5de eeuw v.C.)

Taksen kunnen een teken van onderwerping en uitsluiting zijn, zoals ook het geval was bij de beruchte Joodse taks onder de Romeinen. Anderzijds kon het betalen van belastingen net bijdragen tot het vormen van een gemeenschap en lidmaatschap ervan uitdrukken. Dat wordt op pijnlijke wijze duidelijk voor slaven: zij betaalden nergens zelf belastingen, maar de opbrengst van hun arbeid werd belast. In het oude Rome werden sommige taksen, zoals successierechten, enkel van burgers geheven. Lange tijd dacht men dat de Grieken directe belastingen als een teken van tirannie zagen, maar intussen is het duidelijk dat de steden hun burgers wel degelijk belastten. Wel is het zo dat de Atheners publieke goederen in ruil verwachtten, en dat ze veel meer inspraak hadden dan de onderdanen van de grote rijken.

Belastingvrijstelling: een tweesnijdend zwaard

In andere gevallen was het belastingvrijstelling die bijdroeg tot het definiëren van de gemeenschap. In Sparta was er een onderscheid tussen de Spartaanse burgers die militaire dienst leverden en de heloten die belastingen betaalden. Volgens Herodotus waren de inwoners van het Perzische kerngebied vrijgesteld van belastingen. De Romeinse Republiek schafte in 167 v.C. het tributum af, waardoor de belastingdruk verschoof van de burgers in Italië naar de inwoners van de nieuwe provincies. Onderzoekers hebben recent gewezen op de schaduwkant van deze vrijstelling. Omdat de staat en de elites de bijdragen van de burgers niet langer nodig hadden, verloren deze ook hun onderhandelingspositie en na verloop van tijd hun politieke inspraak.

Na de overwinning op de Macedonische koning Perseus in 167 v.C. (hier afgebeeld door Jean-François Pierre Peyron) schafte Rome de voornaamste belasting voor haar burgers af

Andere vrijstellingen werden toegekend als beloning of om machtige groepen aan de staat te binden. Niet zelden ging het daarbij om priesters, en in onze contreien waren bijvoorbeeld druïden vrijgesteld van belastingen. Taksen en vrijstellingen worden vaak gebruikt om het gedrag van mensen te beïnvloeden (social engineering). In een wel heel driest voorbeeld betaalden ongehuwde vrouwen tussen de 15 en 30 jaar oud in het oude China een tijdlang het vijfvoudige voor de hoofdelijke belasting. Met hetzelfde doel had het Romeinse keizerrijk het ius trium liberorum, dat bepaalde vrijstellingen toekende aan ouders van 3 of meer kinderen. In Ptolemaeïsch Egypte waren er dan weer uitzonderingen voor leraars, winnaars in de spelen, sportcoaches en acteurs. Die groepen hadden allemaal een sterke band met de Griekse cultuur, maar Egyptische priesters genoten ook privileges. Winnaars in de spelen kregen ook elders in de Griekse wereld belastingvrijstelling.

Belastingontduiking: een antieke sport?

Papyrus met aangifte tegen de voller Leon voor het ontwijken van de beroepsbelasting (227 v.C.)

Er wordt wel eens gezegd dat belastingontwijking (legaal) of -ontduiking (illegaal) een nationale sport is in België. Hoewel Plato het betalen van belastingen als een kenmerk van de rechtvaardige man beschrijft, en Jezus aanried om de keizer te geven wat de keizer toekwam, proberen mensen al belastingen te ontwijken zo lang als ze geïnd worden, zoals de klacht van de belastingpachter Athenagoras tegen de voller Leon [TM 43303] aantoont. In het bijzonder de papyri uit Egypte staan bol van de listen om belastingen te ontwijken. De Ptolemaeïsche Hierokles, een serie-overtreder, vroeg bijvoorbeeld aan zijn connecties om “brieven te schrijven naar de douanepost, zodat ze hem genereus behandelen” [TM 2386] en de Romeinse wever Tryphon [TM Arch 249] bleef lustig weefgetouwen bijkopen jaren nadat hij omwille van zijn slechtziendheid van belastingen was vrijgesteld. Overtreders moesten wel oppassen voor informanten, die tot een derde van de boete konden opstrijken.

Het waren overigens niet alleen belastingbetalers die achterpoortjes zochten. Een brief van de Romeinse consuls aan de Griekse stad Oropos uit het jaar 73 v.C. toont hoe sommige belastingpachters wel erg creatief met de fiscale wetgeving omgingen. Enkele jaren voordien had de generaal Sulla tempelland in de omgeving van de stad vrijgesteld van belastingen. Toch probeerden de pachters taksen te innen van de tempel van Amphiaraus. Hun argument? Technisch gezien was Amphiaraus een held, en geen volwaardige god. In dit geval besliste de Romeinse staat, op advies van onder andere Cicero, in het voordeel van de priesters. Maar ook in de Oudheid was het dus belangrijk om de kleine lettertjes te kennen!

Lees meer

Girardin, M. (ed.), Fiscalités antiques. Aux origines de l’administration provinciale romaine, Rome, 2023.
Monson, M. and Scheidel, S. (eds.),  Fiscal Regimes and the Political Economy of Premodern States, Cambridge, 2015.
Valk, J. and Soto Marín, I. (eds.), Ancient Taxation: The Mechanics of Extraction in Comparative Perspective, New York, 2021.

Coverfoto: Reliëf van een Romeinse pachtbetaling van de Trierse bevolking uit het Rheinisches Landesmuseum Trier, afkomstig van Wikimedia [CC0 1.0]

Dit project is gefinancierd onder de Marie Skłodowska-Curie Actions (MSCA)

Het bericht Het gedonder van de wereldgeschiedenis, of wat we kunnen leren van antieke belastingen van Nico Dogaer verscheen eerst op OUDE GESCHIEDENIS.

]]>
https://www.oudegeschiedenis.be/17/11/2024/het-gedonder-van-de-wereldgeschiedenis-of-wat-we-kunnen-leren-van-antieke-belastingen/feed/ 0 2625
Hieronymus van Rhodos: een peripateticus tussen mythe en geschiedenis https://www.oudegeschiedenis.be/07/01/2024/hieronymus-van-rhodos-een-peripateticus-tussen-mythe-en-geschiedenis/ https://www.oudegeschiedenis.be/07/01/2024/hieronymus-van-rhodos-een-peripateticus-tussen-mythe-en-geschiedenis/#respond Sun, 07 Jan 2024 15:30:50 +0000 https://www.oudegeschiedenis.be/?p=2580 Fresco van 'De school van Aristoteles' in de Maarten Luther Universiteit in Halle-Wittenberg van de hand van Gustav Adolph Spangenberg (1883-1888)

Iedereen weet wie Aristoteles was, maar de geschiedenis van zijn Peripatetische School, na zijn dood, is minder bekend. Van de peripateticus Hieronymus van Rhodos zijn weinig biografische gegevens bewaard, maar de 70 van hem overgeleverde fragmenten geven een verrassende versie van de mythe van Tithonus en een alternatieve beschrijving van het uiterlijk van Herakles.

Het bericht Hieronymus van Rhodos: een peripateticus tussen mythe en geschiedenis van Marco Pelucchi verscheen eerst op OUDE GESCHIEDENIS.

]]>
Fresco van 'De school van Aristoteles' in de Maarten Luther Universiteit in Halle-Wittenberg van de hand van Gustav Adolph Spangenberg (1883-1888)

Iedereen weet wie Aristoteles was, maar de geschiedenis van zijn Peripatetische School, na zijn dood, is minder bekend. Zoals ook het geval was met Plato en zijn Academie, lijkt geen van Aristoteles’ leerlingen – denk bijvoorbeeld aan Theophrastus, Eudemus of Strato – dezelfde talenten te hebben gehad als de meester of een vergelijkbare invloed te hebben uitgeoefend op de latere traditie. Het zou echter onterecht zijn deze figuren te onderschatten. Hun onderzoek zette dat van Aristoteles immers voort op verschillende kennisgebieden, van de filosofie tot de filosofie en van de zoölogie tot de biografie.

Wie was Hieronymus?

Hieronymus, over wie het hier zal gaan, is een van de vele obscure peripatetici die leefden in de Hellenistische periode. Hij was afkomstig uit Rhodos en leefde in de 3de eeuw v.C., voornamelijk in Athene. Er is weinig geweten over zijn leven en bovendien is zijn werk verloren gegaan met uitzondering van zo’n 70 ‘fragmenten’: letterlijke citaten en parafrases uit zijn literaire productie in de werken van latere auteurs van wie de werken wel bewaard zijn gebleven in de Middeleeuwse manuscripten of antieke papyri. Hoewel vandaag nauwelijks nog iemand hem kent, was Hieronymus toch een van de meest illustere peripatetische filosofen van zijn tijd en bleef zijn faam zelfs na zijn dood doorleven: Strabo (1ste eeuw v.C.- 1ste eeuw n.C.) rekende hem nog steeds tot de beroemde burgers van Rhodos; Cicero en Plutarchus vermeldden hem met appreciatie als filosoof; Dionysius van Halicarnassus (1ste eeuw v.C.) waardeerde hem als literair criticus.

Van Hieronymus zijn, in tegenstelling tot de grondlegger van de Peripatetische School, deze Aristoteles, geen afbeeldingen bewaard

In de fragmenten van Hieronymus vinden we de uitgebreide interesses weerspiegeld die de Peripatetische School al sinds Aristoteles kenmerkten. Zo zijn er heel wat filosofische fragmenten, waarin Hieronymus zich bezighoudt met de definitie van het hoogste goed en een theorie van de woede presenteert (lang voor de Stoïcijnse filosoof Seneca dit deed in zijn De ira). De meeste fragmenten gaan echter over andere onderwerpen: biografie, geschiedenis, mythologie, literatuur, filologie, eruditie, … Opvallend vaak neemt Hieronymus bepaalde standpunten in, die we elders in de traditie niet terugvinden. Van opmerkelijk belang zijn hierbij de mythologische fragmenten en de historisch-biografische fragmenten. Drie hiervan, die me bijzonder interessant lijken, wil ik hier onder de aandacht brengen.

De mythe van Tithonus

Een fragment van Hieronymus (F 46 White, in enkele commentaren op de ‘Ilias’ bewaard) gaat over de mythe van Eos (de godin van de dageraad) en Tithonus (een Trojaanse prins). De bekendste versie van de mythe, die heel waarschijnlijk ook de oorspronkelijke is en die al geattesteerd is in de Homerische ‘Hymne aan Aphrodite’, alsook bij Mimnermus en Sappho, gaat als volgt: Eos werd zo verliefd op Tithonus dat ze aan Zeus de onsterfelijkheid voor haar geliefde vroeg en verkreeg. Alles ging goed totdat Tithonus oud begon te worden. Eos was namelijk vergeten om naast onsterfelijkheid ook eeuwige jeugd aan Zeus te vragen. In het begin verjoeg Eos Tithonus uit het huwelijksbed, maar ze bleef voor hem zorgen. Toen Tithonus echter steeds ouder en zwakker werd, walgde Eos van hem en sloot hem op in een grot.

De mythe van Eos en Tithonus afgebeeld op een Attische roodfigurige ‘kylix’

Bij Hieronymus vinden we echter een ander einde van het verhaal. Toen Tithonus zo oud en zwak was geworden dat het leven voor hem ondraaglijk was geworden, vroeg hij Eos hem te doden om hem verdere pijn te besparen. De godin bedacht echter een list: ze veranderde hem in een cicade, zodat zij voor altijd zijn stem kon blijven horen. Deze versie van de mythe, met wat we een happy ending zouden kunnen beschouwen, is duidelijk het resultaat van een latere adaptatie en modificatie. In het begin gaf de mythe vooral uitdrukking aan de angst voor ouderdom en maakte het de onmogelijkheid voor een mens duidelijk om te kunnen genieten van de goddelijke privileges zoals eeuwige gezondheid en onsterfelijkheid. Een heel triest verhaal dus. In de door Hieronymus overgeleverde versie verklaart de mythe van Tithonus in plaats daarvan de oorsprong van het prachtige lied van de cicaden, waarin voor hem de stem van Tithonos en de liefde van Eos eeuwig voortleven. Het werd zo één van de vele etiologische verhalen die voornamelijk in de Hellenistische tijd heel populair waren, die vaak op traditionele mythes gebaseerd waren en deze op een aangename manier herwerkten.

Het uiterlijk van Herakles 

Het verhaal van Tithonus is niet het enige geval waarin Hieronymus een bijzondere versie van een mythe bewaard heeft. In een ander fragment (F 44A White, overgeleverd door Clemens van Alexandrië, een christelijke auteur die leefde in de 2de eeuw .C.) geeft hij een zeer buitengewone beschrijving van Herakles, die wordt beschreven als “kort, met warrig haar en sterk”. Deze versie is erg vreemd, omdat Herakles over het algemeen heel anders wordt beschreven. Een collega van Hieronymus, de peripateticus Dicaearchus, noemde Herakles bijvoorbeeld “lang en slank” en “met lang haar”.

Herakles tegen Antaios op de Euphronius-krater uit het Louvre

Ook in andere bronnen werd Herakles helemaal niet als “kort” beschreven. Pythagoras had zijn lichaamslengte zelfs als uitzonderlijk lang berekend op basis van het feit dat zijn voeten, waarmee hij het stadion van Olympia had afgemeten, veel groter waren dan die van een gewone man. De enige parallel voor het verhaal van Hieronymus is te vinden bij de dichter Pindarus, waar Herakles wordt beschreven als “klein van gestalte” maar wel “onverwoestbaar van geest”. Ook het detail van het “warrige haar” is erg vreemd. Op vazen wordt Herakles meestal afgebeeld met heel net haar, in tegenstelling tot zijn barbaarse tegenstanders, zoals bijvoorbeeld op de beroemde Euphronius-krater in het Louvre.

Tegen de algemene traditie in zou Herakles, de zoon van Zeus van Alkmene, de held van de twaalf werken, volgens Hieronymus dus … een kort, gedrongen mannetje met ongekamd haar zijn geweest! Hieronymus’ beschrijving lijkt best negatief. Hoe kunnen we dit verklaren? Misschien heeft dit te maken met het ‘euhemerisme’, een stroming in de interpretatie van mythes die in de Hellenistische tijd wijdverspreid was en vooral door Euhemerus van Messene (4de eeuw v.C.) toegepast werd: volgens hem waren de goden slechts mensen die later vergoddelijkt werden. Als er dus een verband was tussen deze stroming en ons fragment, dan was de functie van de benadrukking van Herakles’ gebreken (of, als we het voorzichtiger willen formuleren, in ieder geval zijn onvolkomenheden) wellicht om zijn menselijke en sterfelijke oorsprong te onderstrepen en te “bewijzen”.

Het seksleven van Alexander de Grote

Hieronymus toonde dezelfde belangstelling voor uitzonderlijke en nauwelijks geattesteerde tradities ook in niet-mythologische fragmenten. Opmerkelijk is hier een fragment (F 30 White, bewaard door Athenaeus, een auteur die in de 2de eeuw n.C. leefde) over Alexander de Grote, waarin zonder enig bijkomend detail wordt beweerd dat Alexander er niet toe in staat was om seksuele relaties te hebben.

Deze bijzonderheid wordt voor het eerst vermeld in Hieronymus en heeft zo goed als geen invloed gehad op de overlevering over de koning. Nergens anders vinden we immers hetzelfde detail. Andere bronnen vermoeden dat Alexander wel eens homoseksueel zou kunnen zijn geweest. De daardoor veroorzaakte onmogelijkheid om kinderen te verwekken zou bijgevolg de basis kunnen vormen van ons verhaal. Zo staat bijvoorbeeld in een andere anekdote te lezen hoe Alexanders moeder Olympias zelfs probeerde de jonge Alexander naar bed te krijgen met de mooie Thessalische hetaere Kallixena, maar ze slaagde er niet in. Hieronymus’ kritiek lijkt echter van een andere strekking te zijn geweest. Hij zinspeelde misschien op erectiestoornissen die Alexander door overmatig wijngebruik af en toe gehad zou kunnen hebben. Hieronymus schreef namelijk ook een traktaat over dronkenschap en buitensporig drankgebruik, thema’s die vaak worden aangetroffen in de historiografie over Alexander. Het lijkt daarom een plausibele verklaring te zijn dat hij een verband legde tussen deze twee problemen van de koning.

De bekendste afbeelding van Alexander de Grote, een detail uit de Slag bij Issus, op een mozaïekvloer die momenteel in het museum van Napels te bezichtigen is

Het belang van Hieronymus’ overlevering

Hieronymus’ belangstelling voor zowel mythe als geschiedenis is op zich niet verrassend, ook omdat het onderscheid tussen mythe en geschiedenis in het Griekse denken niet zo vastomlijnd was. Wat wel opvalt, is het feit dat zijn naam in verband wordt gebracht met mythische en historische verhalen die zeer zeldzaam zijn in de overlevering. Dit kan deels te wijten zijn aan de latere overlevering, die zich toegespitst kan hebben op de meest uitzonderlijke aspecten in zijn werk. Dit lijkt echter niet de enige verklaring te zijn. Dergelijke obscure varianten van verhalen moeten inderdaad een rol hebben gespeeld in het werk van Hieronymus, ook al kunnen we niet meer achterhalen in welke mate.

We kunnen slechts betreuren dat Hieronymus’ werk bijna volledig verloren is gegaan en alleen bewaard is gebleven in fragmenten, die vaak obscuur, dubbelzinnig en moeilijk te begrijpen zijn. Toch geven deze fragmenten ons een idee van zijn mythologisch-historische studies. Zijn vaak bizarre en buitengewone versies verschaffen ons inzicht in wetenschappelijke en literaire debatten die we anders misschien niet zouden verwachten en waarvan ons de achterliggende redenen en de tendensen bij een eerste lectuur meestal ontgaan. Die zullen er echter wel vaak geweest zijn. Alleen de zorgvuldige studie van de fragmenten, de context waarin ze worden geciteerd of geparafraseerd en de parallelle traditie over elk onderwerp maken het mogelijk Hieronymus’ verhalen in hun context te plaatsen en hun betekenis te begrijpen, of op zijn minst enkele plausibele interpretaties te kunnen formuleren.

Verder lezen

De testimonia en fragmenten van Hieronymus van Rhodos zijn verzameld, vertaald en becommentarieerd door S.A. White in W.W. Fortenbaugh - S.A. White (reds.), Lyco of Troas and Hieronymus of Rhodes. Text, Translation, and Discussion, Londen/New York 2004. In dezelfde bundel kan men een aantal essays vinden die belangrijke aspecten van Hieronymus’ biografie, filosofie en werk bespreken.

Voor de haardracht van Herakles, vooral in de figuratieve kunsten, is nuttige lectuur E.A. Mackay, “The Hairstyle of Herakles,” in A.J. Clark - J. Gaunt (reds.), Essays in Honor of Dietrich von Bothmer, Amsterdam 2002, pp. 203-210.

Over het seksleven van Alexander de Grote en de bronnen hierover kan men de volgende studies lezen: D. Ogden, “Alexander’s Sex Life,” in W. Heckel – L. A. Tritle (eds.). Alexander the Great. A New History, Malden (Mass.)/Oxford/Chichester 2009, pp. 203–217 en S. Müller, “The Sexuality of the Argeads,” in K.R. Moore (red.), The Routledge Companion to the Reception of Ancient Greek and Roman Sexuality, Londen/New York 2023, pp. 212-228.

Coverafbeelding: de fresco ‘The School of Aristotle’, geschilderd door Gustav Adolph Spangenberg in de Maarten Luther Universiteit in Halle-Wittenberg, vanop Wikimedia (Public Domain)

[Deze tekst werd oorspronkelijk in het Italiaans geschreven. Een eerste Nederlandse versie werd door DeepL gemaakt die dan grondig herwerkt werd. De auteur wil Stefan Schorn bedanken voor zijn hulp en Ide François voor het proeflezen.] 

Het bericht Hieronymus van Rhodos: een peripateticus tussen mythe en geschiedenis van Marco Pelucchi verscheen eerst op OUDE GESCHIEDENIS.

]]>
https://www.oudegeschiedenis.be/07/01/2024/hieronymus-van-rhodos-een-peripateticus-tussen-mythe-en-geschiedenis/feed/ 0 2580
Een Oudgriekse databank: Demetrios van Magnesia’s ‘Over dichters en schrijvers met dezelfde naam’ https://www.oudegeschiedenis.be/19/12/2023/een-oudgriekse-databank-demetrios-van-magnesias-over-dichters-en-schrijvers-met-dezelfde-naam/ https://www.oudegeschiedenis.be/19/12/2023/een-oudgriekse-databank-demetrios-van-magnesias-over-dichters-en-schrijvers-met-dezelfde-naam/#respond Tue, 19 Dec 2023 17:28:58 +0000 https://www.oudegeschiedenis.be/?p=2558

Wat zou een Oudgriekse geleerde gedaan hebben als er in zijn tijd reeds databanken van persoons- en plaatsnamen (zoals het Lexicon of Greek Personal Names [LGPN] of Trismegistos [TM]) voorhanden waren geweest? Het antwoord is simpel: hij/zij zou ze regelmatig gebruikt hebben. Het onderscheiden van homonieme personen en plaatsen – personen en plaatsen met dezelfde naam – was immers reeds in de Oudheid een hele uitdaging, zo wist ook de schrijver van het werk 'Over dichters en schrijvers met dezelfde naam': Demetrios van Magnesia!

Het bericht Een Oudgriekse databank: Demetrios van Magnesia’s ‘Over dichters en schrijvers met dezelfde naam’ van Pietro Zaccaria verscheen eerst op OUDE GESCHIEDENIS.

]]>

Wat zou een Oudgriekse geleerde gedaan hebben als er in zijn tijd reeds databanken van persoons- en plaatsnamen (zoals het Lexicon of Greek Personal Names [LGPN] of Trismegistos [TM]) voorhanden waren geweest? Het antwoord is simpel: hij/zij zou ze regelmatig gebruikt hebben. Het onderscheiden van homonieme personen en plaatsen – personen en plaatsen met dezelfde naam – was immers reeds in de Oudheid een hele uitdaging!

Demetrios van Magnesia en homonymie

Hoewel het onderscheiden van homoniemen al zeker sinds het begin van de Hellenistische periode (3de eeuw v.C.) als een belangrijke wetenschappelijke taak werd beschouwd, is het pas in de 1ste eeuw v.C. dat een Griekse geleerde een specifiek genre bedacht om een onderscheid te maken tussen homonieme personen en plaatsen.

Die geleerde is Demetrios van Magnesia (FGrHist 1038). We hebben heel weinig informatie over zijn leven en weten enkel dat hij een Griekse geleerde was, dat hij actief was in het tweede kwart van de 1ste eeuw v.C. en dat hij een kennis was van de beroemde redenaar Cicero en zijn vriend Atticus (aan wie hij een boek ‘Over de eendracht’ (Περὶ ὁμονοίας) heeft opgedragen).

Gravure van Diogenes Laertios in een 17de-eeuwse druk

Demetrios was zich ervan bewust dat homonymie identificatieproblemen kon veroorzaken. Zo waren er bijvoorbeeld zes beroemde personen met de naam ‘Thales’: wie was wie? Daarom besloot Demetrios twee naslagwerken samen te stellen die men kon raadplegen bij onduidelijke identificaties: ‘Over dichters en schrijvers met dezelfde naam’ (Περὶ ὁμωνύμων ποιητῶν τε καὶ συγγραφέων) en ‘Over steden met dezelfde naam’ (Περὶ συνωνύμων πόλεων). Hoewel deze werken verloren zijn gegaan, blijkt uit de bewaard gebleven fragmenten dat zij gestructureerd waren in een reeks afzonderlijke, alfabetisch geordende rubrieken over gelijknamige personen enerzijds en plaatsen anderzijds.

Maar hoe maakte Demetrios dan precies een onderscheid tussen de homoniemen? Hoe kon hij elk van hen duidelijk identificeren? We hebben niet genoeg informatie over Demetrios’ werk ‘Over steden met dezelfde naam’ om veel te kunnen zeggen over de geografische vermeldingen in dat werk. Twee fragmenten van Demetrios’ ‘Over dichters en schrijvers met dezelfde naam’, bewaard in de werken van de biograaf Diogenes Laertios (3de eeuw n.C.) en de literatuurcriticus Dionysios van Halikarnassos (1ste eeuw v.C.), lichten wel een tipje van de sluier op over hoe Demetrios zijn lemmata structureerde.

Identificatie van persoonsnamen

De bekendste 'Thales': de filosoof Thales van Milete, afgebeeld op een mozaïekadmin | OUDE GESCHIEDENIS

De bekendste ‘Thales’: de filosoof Thales van Milete, afgebeeld op een mozaïek

In zijn biografie van de filosoof Thales van Milete citeert Diogenes Laertios (1,38) het lemma van Demetrios dat gewijd was aan mannen met de naam ‘Thales’ (FGrHist 1038 F 1):

γεγόνασι δὲ καὶ ἄλλοι Θαλαῖ, καθά φησι Δημήτριος ὁ Μάγνης ἐν τοῖς Ὁμωνύμοις, πέντε· ῥήτωρ Καλλατιανός, κακόζηλος· ζωγράφος Σικυώνιος, μεγαλοφυής· τρίτος ἀρχαῖος πάνυ, κατὰ Ἡσίοδον καὶ Ὅμηρον καὶ Λυκοῦργον· τέταρτος οὗ μέμνηται Δοῦρις ἐν τῷ Περὶ ζωγραφίας· πέμπτος νεώτερος, ἄδοξος, οὗ μνημονεύει Διονύσιος ἐν Κριτικοῖς.

“Er zijn [naast de filosoof Thales van Milete] vijf andere mannen met de naam Thales geweest, zoals Demetrios van Magnesia zegt in de ‘Homoniemen’: een redenaar uit Kallatis, met een geaffecteerde stijl; een schilder uit Sikyon, die zeer begaafd was; de derde, zeer oud, was een tijdgenoot van Hesiodos, Homeros en Lykurgos; de vierde wordt genoemd door Duris in zijn boek ‘Over de schilderkunst; de vijfde, meer recent en obscuur, wordt genoemd door Dionysios in zijn ‘Kritische geschriften’.”

Een ander door Dionysios van Halikarnassos bewaard fragment (Din. 1,2-2,1) is nog belangrijker, omdat het een letterlijk citaat is uit het werk van Demetrios (FGrHist 1038 F 19):

Δεινάρχοις δ’ ἐνετύχομεν τέτταρσιν· ὧν ἐστιν ὁ μὲν ἐκ τῶν ῥητόρων τῶν Ἀττικῶν, ὁ δὲ τὰς περὶ Κρήτην συναγήοχε μυθολογίας, ὁ δὲ πρεσβύτερος μὲν ἀμφοῖν τούτοιν, Δήλιος δὲ τὸ γένος, πεπραγματευμένος τοῦτο μὲν ἔπος, τοῦτο δὲ πράγμα, τέταρτος δὲ ὁ περὶ Ὁμήρου λόγον συντεθεικώς.

“We zijn vier mannen tegengekomen die Deinarchos heten: één van hen is één van de Attische redenaars; één verzamelde legenden over Kreta; één, die eerder kwam dan deze twee en die een Deliër was van geboorte, schreef zowel poëzie als geschiedenis; de vierde componeerde een werk over Homeros.”

Op deze lijst met mannen genaamd Deinarchos volgt dan een uitgebreidere passage over de redenaar Deinarchos, geïntroduceerd door de woorden: “Ik wil elk van hen achtereenvolgens behandelen, en eerst de redenaar” (ἐθέλω δὲ πρὸς μέρος περὶ ἑκάστου διελθεῖν, καὶ πρῶτον περὶ τοῦ ῥήτορος). Dat betekent dat in Demetrios’ werk de inleidende lijsten van homoniemen wellicht telkens werden gevolgd door een uitvoerige bespreking van het leven en de literaire productie van elk van de vermelde personen.

Als we de door Demetrios verstrekte informatie nu in tabellen plaatsen zoals die van de eerder vermelde moderne databanken TM en LGPN, kunnen we de fragmenten van Demetrios vergelijken met de zoekresultaten die TM en LGPN opleveren over personen met de namen ‘Thales’ en ‘Deinarchos’. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat de vergelijking niet de inhoud zelf betreft, aangezien Demetrios’ ‘Over dichters en schrijvers met dezelfde naam’ en de moderne databanken betrekking hebben op verschillende groepen personen: Demetrios’ werk was niet bedoeld om alle in de bronnen vermelde personen op te nemen, maar vermeldde alleen dichters, prozaschrijvers en andere mensen die om andere redenen wetenswaardig waren, zoals filosofen, kunstenaars of mensen die genoemd worden in literaire werken. Wat we wel kunnen vergelijken, is het soort informatie dat respectievelijk door Demetrios en de moderne databanken is opgenomen.

Zoekinterface van LGPN met als voorbeeld de naam ‘Thales’

De casus van ‘Thales’

Demetrios: “Er zijn vijf andere mannen met de naam Thales geweest [naast de filosoof Thales van Milete]” (γεγόνασι δὲ καὶ ἄλλοι Θαλαῖ … πέντε):

ID Name Floruit Gender Place Attestations
ῥήτωρ, κακόζηλος

(een redenaar, met een geaffecteerde stijl)

Thales / / Καλλατιανός

(uit Kallatis)

/
ζωγράφος, μεγαλοφυής

(een schilder, die zeer begaafd was)

Thales / / Σικυώνιος

(uit Sikyon)

/
Τρίτος

(de derde)

Thales ἀρχαῖος πάνυ, κατὰ Ἡσίοδον καὶ Ὅμηρον καὶ Λυκοῦργον

(zeer oud, een tijdgenoot van Hesiodos, Homeros en Lykurgos)

/ / /
Τέταρτος

(de vierde)

Thales / / / οὗ μέμνηται Δοῦρις ἐν τῷ Περὶ ζωγραφίας

(wordt genoemd door Duris in zijn boek ‘Over de schilderkunst’)

Πέμπτος

(de vijfde)

Thales Νεώτερος

(meer recent)

/ / ἄδοξος, οὗ μνημονεύει Διονύσιος ἐν Κριτικοῖς

(obscuur, wordt genoemd door Dionysios in zijn ‘Kritische geschriften’)

TM People: 4 (mannelijke) personen uit Egypte

TM PER ID Name Floruit Gender # Attestations
8787 Thales Senior 238 v.C. Man 1
349300 Thales 64 – 44 v.C. Man 1
311960 Thales 188 – 189 n.C. Man 1
467442 Thales 290 n.C. Man 1

LGPN: 40 resultaten [hieronder worden enkel de eerste vier weergegeven]

ID Name Sex Place Floruit References
V1-34262 Thales m. Rhodos c.175-150 v.C. Ag. Inv. R 257
V1-45145 Thales m. Samos 3/2de eeuw v.C. AD 9 (1924-5) p. 97 no. 1 II 6
V1-45547 Thales m. Samos 1ste eeuw v.C. AM 75 (1960) p. 155 no. 49
V1-45798 Thales m. Samos 6de eeuw v.C. IEph 115

De casus van ‘Deinarchos’

Demetrios: “We zijn vier mannen tegengekomen die Deinarchos heten” (Δεινάρχοις δ’ ἐνετύχομεν τέτταρσιν)

ID Name Floruit Gender Place Attestations
ὧν ἐστιν ὁ μὲν ἐκ τῶν ῥητόρων τῶν Ἀττικῶν

(één van hen is één van de Attische redenaars)

Deinarchos / / / /
ὁ δὲ τὰς περὶ Κρήτην συναγήοχε μυθολογίας

(één verzamelde legenden over Kreta)

Deinarchos / / / /
πεπραγματευμένος τοῦτο μὲν ἔπος, τοῦτο δὲ πράγμα

(schreef zowel poëzie als geschiedenis)

Deinarchos ὁ δὲ πρεσβύτερος μὲν ἀμφοῖν τούτοιν

(één, die eerder kwam dan deze twee)

/ Δήλιος δὲ τὸ γένος

(en die een Deliër was van geboorte)

/
τέταρτος δὲ ὁ περὶ Ὁμήρου λόγον συντεθεικώς

(de vierde componeerde een werk over Homeros)

Deinarchos / / / /

TM People: 3 personen uit Egypte

TM PER ID Name Floruit Gender # Attestations
6809 Deinarchos 280 v.C. Man 1
433857 Deinarchos 238 – 237 v.C. Man 1
349198 Deinarchos 62 v.C. Man 1

LGPN: 29 resultaten [hieronder worden enkel de eerste vier weergegeven]

ID Name Sex Place Floruit References
V1-15905 Deinarchos m. Kos 1ste eeuw v.C. – 1ste eeuw n.C. NS 694, 8
V1-17614 Deinarchos m. Kos c. 280 v.C. Holleaux, Études 3 p. 33 B, 13
V1-23516 Deinarchos m. Silyrioi Hell. periode ASAA 2 (1916) p. 163 no. 98
V1-6115 Deinarchos m. Paros  6de eeuw v.C.? Iamb., VP 267; = FVS 1 p. 447

Antieke versus moderne databanken

We zien dat Demetrios aan het begin van elk lemma het aantal homoniemen aangaf dat hij had gevonden, wat overeenkomt met  “number of attested individuals” in TM en “results” bij LGPN. Demetrios nummerde hen en gaf voor elk van hen elementaire biografische informatie; deze informatie had dezelfde functie als de identificatienummers (IDs) van TM en LGPN: het stelde Demetrios en zijn lezers in staat elk homoniem op een korte en duidelijke manier te identificeren. Bovendien gaf Demetrios beknopte chronologische en geografische informatie, die overeenkomt met de categorieën “floruit” van TM en LGPN, en “place” van LGPN (soms vergelijkbaar met “ethnicity/origin” van TM). Tot slot gaf Demetrios soms aan waar een bepaald homoniem werd genoemd, wat overeenkomt met “attestations” (TM) en “references” (LGPN). De manier waarop Demetrios zijn lemmata structureerde, doet dus sterk denken aan de structuur die moderne databanken gebruiken!

Voorbeeld van een record voor de persoon 'Deinarchos' in de databank van TM PeopleTM People

Voorbeeld van een record voor de persoon ‘Deinarchos’ in de databank van TM People

Een “antieke” kast met daarin steekkaarten van de databank ‘Prosopographia Ptolemaica’, later gedigitaliseerd in TM People

De vergelijking brengt echter ook verschillen aan de oppervlakte. De enige categorie van LGPN en TM die ontbrak in Demetrios’ overzichten van homoniemen was “gender”. We hebben geen bewijs dat Demetrios vrouwen opnam in zijn werk, maar we kunnen niet uitsluiten dat hij dat in sommige gevallen toch deed, hoewel er in de Oudheid niet veel vrouwelijke dichters en schrijvers bekend waren. Voor een lezer van Demetrios’ werk moet het in ieder geval gemakkelijker geweest zijn te zien of een bepaald lemma vrouwen al dan niet mannen betrof, aangezien de Grieken over het algemeen afzonderlijke namen hadden voor de verschillende geslachten. Demetrios hoefde dus niet systematisch het geslacht van de afzonderlijke homoniemen te specificeren.

Een belangrijker verschil tussen de twee hierboven geciteerde lemmata van Demetrios en de resultaten van TM en LGPN is, althans op het eerste gezicht, dat de door Demetrios gegeven informatie niet volledig is. Ook daar lijkt echter een verklaring voor te zijn, namelijk dat Demetrios, zoals eerder gezien, in het tweede deel van zijn lemmata bijkomende informatie gaf.

 

Conclusie

We kunnen dus concluderen dat de twee delen van Demetrios’ lemmata verschillende functies hadden: het eerste deel had als doel de verschillende homoniemen op te sommen en te identificeren, en had bijgevolg een functie die vergelijkbaar is met die van moderne databanken; het tweede deel vertoont gelijkenissen met wat we kunnen vinden in moderne biografische woordenboeken.

Steekkaart van de Prosopographia Ptolemaica (PP) waarin een persoon Ἀμεννεὐς wordt geïdentificeerd

Gezien zowel zijn praktisch nut als de uitvoerigheid van de verschafte informatie is het dus geen verrassing dat Demetrios’ ‘Over dichters en schrijvers met dezelfde naam’ door verschillende latere (en bekendere) auteurs werd gebruikt en geciteerd, zoals Dionysios van Halikarnassos, Plutarchus, Harpokration, Athenaios en Diogenes Laertios (1ste eeuw v.C.-3de eeuw n.C.). Het samenstellen van een dergelijk werk moet echter een hele uitdaging zijn geweest. Geen wonder dat slechts weinigen in de Oudheid het voorbeeld van Demetrios volgden. We kennen alleen de naam van een zekere Agreophon of Agresphon, die ergens in de keizertijd een werk schreef met de titel ‘Over homoniemen’, waarvan geen enkel fragment bewaard is gebleven (Suda α 3421, s.v. Ἀπολλώνιος = Agreophon, FGrHist 1081 T 1).

Demetrios koos ervoor zijn tijdgenoten een dienst te bewijzen door een dergelijk naslagwerk samen te stellen. Wat Demetrios echter niet kon kiezen was zijn eigen naam. ‘Demetrios’ was een zeer veel voorkomende naam in de klassieke Oudheid (1534 personen uit Egypte in TM; 3325 resultaten in LGPN). Het is dan ook geen verrassing dat het voor moderne geleerden soms een lastige taak is om onze Demetrios zelf te onderscheiden van andere homoniemen. In veel gevallen ontstaat verwarring met Demetrios van Phaleron, Demetrios van Skepsis, Demetrios, de auteur van ‘De juiste woorden’ (Περὶ ἑρμηνεῖας), enz. Een ironisch lot dus voor iemand die zijn leven wijdde aan het onderscheiden van homoniemen!

Verder lezen

P. Zaccaria, Felix Jacoby. Die Fragmente der Griechischen Historiker Continued. IV A: Biography. Fascicle 5. The First Century BC and Hellenistic Authors of Uncertain Date [Nos. 1035-1045], Leiden – Boston: Brill, 2021.

Coverfoto: gecreëerd met behulpt van DALL·E 3 (prompt: “antieke Griekse auteur die indexkaarten sorteert voor een kast, thema van de oudheid, antieke Griekse kleding, achtergrond met papyrusrollen en beelden uit de Griekse mythologie”) en bewerkt met Getimg.ai

Het bericht Een Oudgriekse databank: Demetrios van Magnesia’s ‘Over dichters en schrijvers met dezelfde naam’ van Pietro Zaccaria verscheen eerst op OUDE GESCHIEDENIS.

]]>
https://www.oudegeschiedenis.be/19/12/2023/een-oudgriekse-databank-demetrios-van-magnesias-over-dichters-en-schrijvers-met-dezelfde-naam/feed/ 0 2558
Allerzielen in Egypte: Ptolemaeïsche balsemers https://www.oudegeschiedenis.be/02/11/2023/allerzielen-in-egypte-ptolemaeische-balsemers/ https://www.oudegeschiedenis.be/02/11/2023/allerzielen-in-egypte-ptolemaeische-balsemers/#respond Thu, 02 Nov 2023 18:08:21 +0000 https://www.oudegeschiedenis.be/?p=2493

Naar jaarlijkse traditie publiceren onze media in aanloop naar Allerzielen allerlei berichten over uitvaartondernemingen, bijvoorbeeld over de grote kosten of gekke regels in de sector. Alles kan beter, maar alles kan ook slechter, zo leren we uit de bewaarde papyri over balsemers in Hellenistisch of Ptolemaeïsch Egypte (305-30 v.C.).

Het bericht Allerzielen in Egypte: Ptolemaeïsche balsemers van Gert Baetens verscheen eerst op OUDE GESCHIEDENIS.

]]>

Naar jaarlijkse traditie publiceren onze media in aanloop naar Allerzielen allerlei berichten over uitvaartondernemingen, bijvoorbeeld over de grote kosten of de gekke regels in de sector. Alles kan beter, maar alles kan ook slechter, zo leren we over balsemers in Hellenistisch of Ptolemaeïsch Egypte (305-30 v.C.). Van zulke Egyptische begrafenisondernemers is het reilen en zeilen uitzonderlijk goed gedocumenteerd voor deze periode, door de honderden Egyptische (vooral demotische) en Griekse papyri.

Pekelaars, watergieters en godszegelaars

Een foto van Egyptische mummies, getrokken omstreeks 1870

Zoals de Inuit veel woorden (schijnen te) hebben voor sneeuw, zo hebben Egyptenaren veel woorden voor begrafenisondernemers. In de Ptolemaeïsche papyri is de belangrijkste Egyptische titel voor balsemers chery-heb of ‘voorleespriester’, een religieuze titel die een veel ruimer toepassingsgebied heeft maar in documenten uit deze tijd vooral nog in funeraire context verschijnt. Griekse teksten duiden deze voorleespriesters doorgaans op meer prozaïsche wijze aan als taricheutes of ‘pekelaar’, een titel die men niet alleen voor balsemers, maar ook voor collega’s in de voedselconservenindustrie gebruikt. Occasioneel wordt deze titel ingeruild voor entaphiastes, een meer algemene titel voor begrafenisondernemers, of paraschistes, ‘snijder’, waarover later meer.

Balsemers worden in principe onderscheiden van priesters verantwoordelijk voor de begrafenis en dodencultus, zoals de dodenpriesters van het Huis van de Koe en het Hermias-proces. Zij worden in het Egyptisch wah-moe en in het Grieks choachytes genoemd, allebei te vertalen als ‘watergieter’: zij brengen plengoffers voor de overledenen. Daarnaast zijn zij ook betrokken bij de organisatie van Egyptische festivals. Gaandeweg lijken de taken van de balsemer en de ‘watergieter’ te zijn overgenomen door een en dezelfde specialist, de chetemoe-netjer, Egyptisch voor ‘godszegelaar’, door de Grieken vertaald als nekrotaphos, opnieuw een meer algemene titel. Op enkele plaatsen, in het bijzonder in Hawara, komt de titel chetemoe-netjer haast altijd voor in combinatie met wyt, ‘balsemer’. Er bestaan nog veel meer titels, maar je hebt er waarschijnlijk wel stilaan genoeg van. De Egyptische titels van Ptolemaeïsche begrafenisondernemers hebben een lange voorgeschiedenis: wah-moe verschijnt voor het eerst in Thebe in de Ramessidentijd; de andere titels vind je al terug in tombes uit het Oude en Middenrijk.

De chery-heb, chetemoe-netjer en wyt (wt) tijdens de begrafenis. Detail van reliëf uit de tombe van Antefoker en Senet (Thebe, Middenrijk)de Garis Davies, N., en Gardiner, A.H., The Tomb of Antefoker, Vizier of Sesostris I, and of His Wife, Senet (no. 60) (Londen, 1920), pl. XXI

De chery-heb, chetemoe-netjer en wyt (wt) tijdens de begrafenis. Detail van reliëf uit de tombe van Antefoker en Senet (Thebe, Middenrijk)

Over lijken

De Ptolemaeïsche begrafenisindustrie werd beheerst door een complex, haast absurd systeem van concessies waarin specialisten het exclusieve recht konden verwerven om funeraire diensten te verlenen aan bepaalde groepen van mensen en daaruit inkomsten op te strijken. Deze rechten konden worden verkocht, vererfd, enzovoort. Wanneer je een dierbare verloor, kon je dus niet zelf kiezen welke balsemer je onder de arm nam: er was één begrafenisonderneming die het mummificatie-recht op de overledene bezat. Een demotisch contract uit Memphis uit 78 v.C. biedt een mooi voorbeeld van zo’n concessie (P. Dem. Memphis 7, TM 43705). In dit contract erkent een groep van vier ‘godszegelaars’ het recht van een andere groep van vijf ‘godszegelaars’ op de doden uit de familie van de olie- en wijnhandelaar Pais. Als de familie toch met een lijk zou komen aankloppen bij de eerste groep van balsemers, moeten deze de overledene binnen de vier dagen en op eigen kosten overdragen aan de tweede groep, tenzij het dode familielid in kwestie een vrouw zou zijn die gehuwd is met een man uit een familie waarop de eerste groep het recht heeft én een kind met hem heeft, dit alles “in overeenstemming met de wet van de voorleespriesters.” Kan je nog volgen?

Demotisch contract tussen godszegelaars uit Memphis over de doden uit de familie van de olie- en wijnhandelaar Pais (P. Dem. Memphis 7 A, 78 v.C.)

Begrafenisondernemers zagen nauwgezet toe op hun rechten en aarzelden niet om juridische stappen te ondernemen wanneer hun belangen met de voeten werden getreden. Dat kon aanleiding geven tot langdurige conflicten, zoals het geschil tussen Amenothes en Petenephotes, gedocumenteerd door enkele Griekse papyri uit Thebe (P. Tor. Amen. 6/7/8, TM 3596/3597/3598). Deze twee ‘snijders’, tevens bekend uit demotische papyri als ‘voorleespriesters’, hadden naar goede gewoonte een gedetailleerde overeenkomst afgesloten over hun respectievelijke rechten in de plaatselijke mummificatie-industrie. Petenephotes mocht de doden uit verschillende dorpen ten westen van de Nijl mummificeren, Amenothes de doden uit verschillende dorpen ten oosten van de Nijl, met één belangrijke uitzondering: de priesters en slaven uit de tempel van Amon (Karnak), die eveneens binnen de competentie van Petenephotes vielen.

Tempel van Chonsoe (Karnak, Nieuwe Rijk)

Die regeling leidde meer dan eens tot problemen. In 119 v.C. daagde Amenothes Petenephotes voor het gerecht omdat laatstgenoemde vrijgelatenen en afstammelingen van priesters uit de tempel had gebalsemd, terwijl hij alleen het recht op de priesters zelf en de slaven bezat. Amenothes werd in zijn gelijk gesteld. Op zijn beurt klaagde Petenephotes in 116 v.C. Amenothes aan: deze had een districtsschrijver gemummificeerd die weliswaar in een van Amenothes’ dorpen was gestorven maar woonachtig was in een van Petenephotes’ dorpen. Volgens Petenephotes had zijn collega hem al eerder in de luren gelegd door zijn diensten aan te bieden voor zieken die met hoop op herstel naar de tempel van Karnak waren gebracht (misschien meer bepaald naar de bijhorende tempel van Chonsoe, bekend voor zijn geneeskundige krachten) maar het loodje hadden gelegd. Petenephotes lijkt daarbij tactisch te verzwijgen dat hijzelf eigenlijk ook alleen maar het mummificatie-recht op de priesters en slaven van de tempel bezat, niet op zieken die er tijdelijk verbleven. De begrafenisondernemers gingen letterlijk en figuurlijk over lijken.

Eentje met natron (en zonder fouten)

Als klant kan je dan maar best eveneens goede afspraken met de balsemers maken. Het British Museum bewaart een zeldzaam voorbeeld van een mummificatie-contract, opgesteld in Thebe in 269 v.C., in het demotisch en in dubbele redactie (P. BM EA 10077, TM 46059). Het contract begint met een kwitantie van de begrafenisondernemer aan zijn cliënt:

Je hebt me volledig betaald voor de belasting op natron, het loon van de balsemer en alles wat de mummificatie van Paoeser je zoon betreft.

Demotisch mummificatie-contract uit Thebe (269 v.C., British Museum, EA 10077)

Natron is een belangrijk mummificatieproduct, dat gebruikt werd om lichamen te dehydrateren. Vorige commentatoren hebben hier “het aandeel van natron” of zelfs “de reiniging met natron” gelezen, maar het gaat duidelijk om de belasting. In plaats van “het loon van de balsemer” hebben onderzoekers vroeger “mummiewindsels” gelezen: het is altijd opletten geblazen met demotische teksten. Na deze kwijting somt de begrafenisondernemer zijn plichten op: hij zal Paoeser behandelen met pecheret of “medicamenten” (een mooie term voor mummificatieproducten, die de dode van bederf “genezen”), hij zal hem overhandigen aan de watergieter van zijn cliënt (die wellicht de eigenlijke begrafenis verzorgt) en hij zal geen “fout van een voorleespriester” begaan, wat wellicht slaat op fouten in de mummificatie, heel vervelend als je je lichaam na de dood nog nodig hebt… Voor alle zekerheid wordt er ook een deadline vastgesteld: vreemd genoeg 52 dagen (vroeger verkeerdelijk gelezen als 72), terwijl een mummificatie in principe ongeveer 70 dagen duurde.

Enkele jaren geleden dook er tijdens opgravingen in Tebtynis in de Fajoem-oase een nieuw Ptolemaeïsch mummificatie-contract op, voor de overleden echtgenote van een priester (P. Tebt. SCA 6863). Het contract begint opnieuw met een kwijting voor een belasting, deze keer geheven op de “medicamenten” (pecheret), alsook een kwijting voor de aankoopprijs van sefy, een van de belangrijkste funeraire producten in deze periode, wellicht een pekachtige substantie afkomstig van naaldbomen. De begrafenisondernemer verbindt zich ertoe de mummificatie volgens de regeltjes uit te voeren en de klant is op zijn beurt verplicht om alle verdere kosten te betalen.

Het kan op het eerste zicht verbazing wekken dat er zo veel papyri over begrafenissen maar slechts twee mummificatie-contracten gevonden zijn, maar hier zijn twee mogelijke verklaringen voor. Ten eerste werden deze contracten normaal gezien bijgehouden in de archieven van de klanten eerder dan de archieven van de begrafenisondernemers, maar zijn deze laatste veel beter bewaard omdat zij vaak hoog en droog in tombes in de woestijnrand werden opgeborgen. Ten tweede werden dergelijke contracten waarschijnlijk enkel opgesteld als de klant vooruitbetaalde en/of de overeenkomst een rijkelijke begrafenis betrof. Wie betaalt, bepaalt.

Dood en taksen

Bovengenoemde belastingen op natron en “medicamenten” (pecheret) zijn niet de enige in hun soort. Honderden potscherven uit de Grieks-Romeinse periode bevatten kwitanties voor funeraire belastingen, vaak geheven op de eigenlijke begrafenis (een vaste som per lichaam), maar ook op funeraire producten, begraafplaatsen, enzovoorts. De overheid toonde zich zelden zo inventief. Benjamin Franklin merkte al op dat “in this world, nothing is certain except death and taxes.”

Griekse kwitantie uit Diospolis Mikra voor belasting op mummificatie of balsemers en kedria (O. NYU 4, 105 v.C., New York University, O. 18)

Een laat-Ptolemaeïsche Griekse papyrus in de Leuvense collectie (te verschijnen als P. Kynopolites 4, TM 47586 ; 92/59 v.C.) biedt een interessant beeld van overheidsinmenging in de begrafenisindustrie. In dit document geven pachters van de belasting op pharmakon en kedria (duidelijk identiek aan bovenvermelde pecheret en sefy, respectievelijk “medicamenten” en de substantie afkomstig van naaldbomen) de begrafenisondernemers (nekrotaphoi) van Apollonos Polis in de Kynopolitische nome de toelating om de doden uit de regio te begraven en om voor een vooropgesteld bedrag kedria van de overheid te kopen, op voorwaarde dat zij een hele reeks funeraire belastingen betalen.

 

Overheidscontrole op het belangrijke funeraire product kedria is ook uit andere bronnen bekend: er is bijvoorbeeld een verzoekschrift bewaard over ibisbegravers die kedria bij smokkelaars kopen in plaats van bij de koninklijke winkel. Het doet allemaal hard denken aan het monopolie op olie. De expliciete vermelding van de aankoopprijs van sefy in het eerder genoemde mummificatie-contract uit Tebtynis moet waarschijnlijk ook in deze context begrepen worden. De meeste funeraire belastingen in de Kynopolitische papyrus zijn nog niet bekend uit andere bronnen. De nekrotaphoi moeten niet alleen 600 bronzen drachmen betalen voor elke begrafenis, maar ook 2700 drachmen “voor elk lijk”, dezelfde 2700 drachmen “voor degenen die in de grond neergelegd en terug opgegraven zullen worden voor 70 dagen” en 400 drachmen “na de 70 dagen”: deze belastingen hebben geen betrekking op de begrafenisceremonie maar op de mummificatie. Raar genoeg verbindt de Ptolemaeïsche overheid fiscale consequenties aan het al dan niet respecteren van de canonieke mummificatie-periode van 70 dagen.

De referentie naar lichamen die tijdelijk in de grond worden gestopt roept ook veel vragen op: is dit een alternatieve, goedkopere balsemingsmethode? Een Romeinse grafinscriptie van een Griekse jongen uit Hermopolis (I. Hermoupolis 71, 2de eeuw n.C.) biedt een mogelijke parallel: de knaap vertelt dat hij zijn neef heeft opgedragen om hem “niet te begraven en opnieuw op te graven.” Hij lijkt het niet hoog op te hebben met Egyptische funeraire gebruiken, want hij wil ook begraven worden “zonder kedria en vieze stank, zodat je (= de voorbijganger) niet van me wegvlucht zoals van de andere lijken.” De Kynopolitische papyrus eindigt overigens met een positieve noot: belastingen voor dode kinderen zijn halve prijs.

Vrouwen aan de top

De mummificatie-industrie wordt doorgaans beschouwd als een mannenbastion, maar een nieuwe vondst suggereert dat de werkelijkheid complexer was. Onderzoekers weten al langer dat vrouwen ook als bezitters van funeraire rechten verschijnen in de papyri, maar beargumenteren dan telkens dat zij het eigenlijke werk wel aan mannelijke familieleden zullen hebben uitbesteed. Van een vrouw kan je zoiets toch niet verwachten? Vrouwen worden ook soms als ‘voorleespriester’ vermeld in demotische censuslijsten, maar daar worden ze wel vaker onder het beroep van hun echtgenoot gesorteerd. Toch is er mogelijk meer aan de hand. Een van deze lijsten somt vijf ‘voorleespriesters’ uit de 2de eeuw v.C. uit Shashotep in Midden-Egypte op (P. Count. 53, TM 44406):

Peteharmotnis zoon van …, zijn echtgenote Senpres, Petophois zoon van Totoes, zijn echtgenote Tapsais, Taw… de dochter van Chapochrates. Vijf personen, waaronder twee mannen.

Detail van doodskist van de vrouw Artemidora (Meir, Romeinse Tijd, Metropolitan Museum of Art, 11.155.5)

Door een gelukkig toeval is er in de papyruscollectie van Trinity College Dublin een Grieks verzoekschrift over een conflict tussen enkele van deze begrafenisondernemers bewaard gebleven, ingediend door de ‘pekelaar’ Petophois zoon van Totoes, duidelijk identiek aan de ‘voorleespriester’ Petophois in de demotische lijst (P. TCD Pap. Gr. env. 301, TM 58458). In het verzoekschrift doet hij zijn beklag over Senpres dochter van Teebekis en haar echtgenoot Peteharmonthes (hier = Peteharmotnis), die eveneens voorkomen in de demotische lijst, en een andere vrouw en man, allemaal actief als ‘pekelaars’. Door de fragmentaire bewaringstoestand van het document is de precieze aard van het conflict onduidelijk, maar de problemen hebben duidelijk te maken met het werk van de balsemers: er wordt bijvoorbeeld opnieuw verwezen naar kedria. De vrouwen spelen geen tweede viool, maar zijn de hoofdbeklaagden: Senpres wordt opmerkelijk genoeg vóór haar echtgenoot vermeld, op de derde plaats nog een vrouw. Misschien toch twee keer nadenken voor we vrouwen elke rol van belang in mummificatie ontzeggen? De aanklager Petophois komt trouwens uit een notoire familie van ruziemakers. Het zogenaamde Sioet-archief uit het British Museum informeert ons over (alweer) een resem juridisch procedures met betrekking tot hun familiale mummificatie-rechten en andere bezittingen, naar aanleiding van het tweede huwelijk van Petophois’ grootvader Petetymis.

De Griekse historicus Herodotus (5de eeuw v.C.) dist in zijn beschrijving van Egypte een bijzonder wansmakelijk detail over de mummificatie van vrouwen op (Hist. II 89):

De vrouwen van aanzienlijke mannen geeft men, wanneer ze sterven, niet meteen af om te pekelen, evenmin als vrouwen van grote schoonheid en betere reputatie, maar slechts nadat drie of vier dagen verstreken zijn, geeft men ze aan de pekelaars. Dat doet men om deze reden, dat de pekelaars geen gemeenschap met de vrouwen hebben.

Op basis van deze passage hebben enkele onderzoekers gespeculeerd dat de mummificatie van vrouwen misschien wel vaker aan leden van hetzelfde geslacht werd toevertrouwd, maar dat lijkt heel onzeker. Documenten over funeraire rechten maken in principe geen onderscheid tussen lijken van mannen en vrouwen en de anekdote van Herodotus zou een broodjeaapverhaal kunnen zijn. De genoemde “drie of vier dagen” doen denken aan de traditionele Egyptische rouwperiode van vier dagen, die mogelijk ook verbonden kan worden met de eerder genoemde bepaling in P. Dem. Memphis 7 om fout afgeleverde lichamen binnen de vier dagen aan de juiste begrafenisondernemer te bezorgen. Ongetwijfeld had het verhaal wel succes bij Herodotus’ lezerspubliek.

Paria’s

Volgens de Griekse historicus Diodorus (1ste eeuw v.C.) moet men een onderscheid maken tussen ‘snijders’ (paraschistai) en ‘pekelaars’ (taricheutai): de ‘snijder’ zou een soort van paria zijn die enkel verantwoordelijk is voor de initiële snede in de linkerzij van de overledene en vervolgens ritueel weggejaagd wordt met stenen; de ‘pekelaar’ zou de rest van de mummificatie uitvoeren en wel in hoog aanzien staan bij de bevolking (Bibl. Hist. I 91). Herodotus maakt dit onderscheid niet en zoals reeds eerder uitgelegd lijken de titels ‘snijder’ en ‘pekelaar’ in de papyri op dezelfde hoogte te staan, als Griekse tegenhangers van de Egyptische titel van ‘voorleespriester’. Is het verhaal van Diodorus dan helemaal uit de lucht gegrepen? Misschien niet helemaal…

Ten eerste kan er gewezen worden op een recent ontdekte mummificatie-handleiding uit het Nieuwe Rijk (een goede duizend jaar vóór de Ptolemaeïsche periode dus), die zelfs het Belgische nieuws heeft gehaald (P. Louvre E 32847 + P. Carlsberg 917). Deze tekst vermeldt verschillende groepen van mummificatie-specialisten, waaronder opnieuw de ‘voorleespriester’ maar ook de wedjaoe, afgeleid van het werkwoord wedja, “snijden”, die bovendien weer verantwoordelijk blijkt voor de snede in de linkerzij. De Griekse titel paraschistes heeft hierdoor voor het eerst een duidelijke Egyptische basis, al is het niet helemaal duidelijk of de Egyptische titel wedjaoe nog bestond in de Ptolemaeïsche periode. Verder bevatten twee Ptolemaeïsche papyri aanwijzingen dat balsemers op sommige plaatsen en tijdstippen effectief zijn uitgesloten uit de maatschappij, net als de ‘snijders’ in Diodorus’ relaas.

Grieks verzoekschrift uit Tanis in de Fajoem-oase van de begrafenisondernemer Onnophris (P. Köln XV 594, 202/178 v.C., Papyrusverzameling Keulen, P. 21358)

De eerste aanwijzing komt uit het fameuze verzoekschrift over kittens (P. Köln XV 594, 202/178 v.C., TM 704850). De dierenvriend die deze Griekse petitie indiende en kittens in zijn huis had opgenomen, was een begrafenisondernemer, de entaphiastes Onnophris, die elders ook ‘pekelaar’ en ‘voorleespriester’ wordt genoemd. In het verzoekschrift zegt Onnophris op een gegeven ogenblik dat hij zich niet “in het dorp kon laten zien vanwege mijn beroep.” Een expliciete getuigenis voor sociale segregatie. Het document maakt deel uit van een groter papyrusarchief van Onnophris en een collega, die zich behalve met lijken en katjes vooral bezighielden met – kan je het al raden? – rechtszaken over funeraire concessies.

Voor de tweede getuigenis moeten we terugkeren naar het proces tussen Hermias en de dodenpriesters. Dit dispuut had voor een keer niets te maken met funeraire rechten, maar met een groot huis op de oostelijke oever van Thebe, betwist tussen Hermias en de begrafenisondernemers. De advocaat van Hermias stelde tijdens zijn pleidooi dat er enige tijd voorheen op instigatie van de koninklijke arts een bevel was uitgevaardigd dat alle ‘pekelaars’ in Thebe moesten verhuizen naar de westelijke oever, waar de necropool zich bevond (P. Tor. Choach. 12, TM 3563). Voor Hermias mocht het niet baten: de advocaat van zijn tegenstanders legde uit dat zijn cliënten geen ‘pekelaars’ maar ‘watergieters’ waren en er bovendien nog een bijkomende verordening was uitgevaardigd om de ‘pekelaars’ tegen misbruik te beschermen. Toch levert dit opnieuw een aanwijzing voor sociale uitsluiting.

Tot slot kan er gewezen worden op een gelijkaardig gegeven in papyri uit het laat-Romeinse archief van de begrafenisondernemers (nekrotaphoi) uit de Charga-Oase (3de-4de eeuw n.C.): zij worden regelmatig omschreven als exopylitai, ‘buitenpoorters’, of allophyloi, ‘andersstammigen’. Dit suggereert opnieuw dat zij de reguliere woongebieden niet mochten betreden.

Het is niet duidelijk in hoeverre we deze getuigenissen mogen veralgemenen: op andere plaatsen en tijdstippen lijken Egyptische balsemers wel gewoon onder de andere mensen te hebben geleefd. Waarom zouden ze apart moeten wonen? In veel culturen wordt contact met dode lichamen als onrein beschouwd en worden begrafenisondernemers uit het gewone sociale leven geweerd. In Romeins Puteoli bijvoorbeeld moesten begrafenisondernemers op een bepaalde afstand van de stad wonen en mochten zij deze alleen betreden voor officiële zaken (zoals vastgesteld in de Lex Libitinaria). Ook in de Griekse wereld werden lijken als bron van vervuiling (miasma) gezien. Misschien speelde er Grieks-Romeinse invloed mee? Toch geef ik graag nog een bijkomende verklaring voor de Egyptische balsemers: het waren lastpakken!

Lees meer

G. Baetens, ‘A Dead Man’s Contract: P. BM EA 10077 Revisited’, Zeitschrift für Ägyptische Sprache und Altertumskunde 150/2 (2023), pp. 1-12.
G. Baetens, ‘An Embalmers’ Dispute in Hypsele/Shashotep’, Archiv für Papyrusforschung und verwandte Gebiete 66 (2020), pp. 273-312.
M. Cannata, Three Hundred Years of Death: The Egyptian Funerary Industry in the Ptolemaic Period, Leiden/Boston, 2020.
T. Derda, ‘Necropolis Workers in Greco-Roman Egypt in the Light of the Greek Papyri’, Journal of Juristic Papyrology 21 (1991), pp. 13-36.
Y. Uytterhoeven, Hawara in the Graeco-Roman Period: Life and Death in a Fayum Village, Leuven, 2009.

Deze blogpost is een herwerkte versie van het originele artikel: G. Baetens, Balsemers in Ptolemeïsch Egypte. Een ingewikkelde geschiedenis, Ta-Mery 15 (2003). (Deze uitgave van Huis van Horus is het enige Nederlandstalig magazine over het oude Egypte en bevat populair-wetenschappelijke artikelen geschreven door egyptologen uit Nederland en Vlaanderen).

Coverafbeelding: een adaptatie van de afbeelding ‘Coffin fragment with Nut and Anubis’ vanop Wikimedia (Public Domain: CC0 1.0 DEED).

Het bericht Allerzielen in Egypte: Ptolemaeïsche balsemers van Gert Baetens verscheen eerst op OUDE GESCHIEDENIS.

]]>
https://www.oudegeschiedenis.be/02/11/2023/allerzielen-in-egypte-ptolemaeische-balsemers/feed/ 0 2493
Quis est? Sostratos van Aegina: de rijkste aller Grieken? https://www.oudegeschiedenis.be/08/10/2023/quis-est-sostratos-van-aegina-de-rijkste-aller-grieken/ https://www.oudegeschiedenis.be/08/10/2023/quis-est-sostratos-van-aegina-de-rijkste-aller-grieken/#respond Sun, 08 Oct 2023 16:25:24 +0000 https://www.oudegeschiedenis.be/?p=2472

In onze reeks 'Quis est?' beschrijven we minder bekende figuren uit de Oudheid, zoals deze Sostratos van Aegina? Is deze handelaar, die zowel bij Herodotus als in teksten uit Italië en Egypte wordt vermeld, de rijkste aller Grieken?

Het bericht Quis est? Sostratos van Aegina: de rijkste aller Grieken? van Nico Dogaer verscheen eerst op OUDE GESCHIEDENIS.

]]>

Vorige week pakte de krant De Standaard uit met de test “bent u rijk?”, en voegde daar de boude bewering aan toe dat je “met 2 miljoen tegenwoordig niets bent”. Zorgen over de groeiende ongelijkheid klinken steeds luider, maar tegelijk blijven lijstjes van rijke mensen populair, en kunnen we de capriolen van ’s werelds meest welvarende persoon, Elon Musk, bijna in real time volgen. Hoewel hun invloed misschien wel groter is dan ooit, zijn superrijken niet alleen een hedendaags fenomeen, en ook over hun historische voorgangers doen vaak allerlei straffe verhalen de ronde, waaronder ook over een zeker Sostratos van Aegina.

Het lot van Crassus, in de zestiende-eeuwse verbeelding

Een andere persoon die wel eens omschreven wordt als de rijkste man in de wereldgeschiedenis is Mansa Musa, de veertiende-eeuwse heerser over het koninkrijk Mali. Op bedevaart naar Mekka zou hij in Caïro zoveel goud uitgedeeld hebben, dat de goudprijs en daarmee de hele economie crashte. In Rome was er de fabelachtige rijkdom van Marcus Licinius Crassus, de triumvir die een groot fortuin vergaarde via speculatie op de vastgoedmarkt. De Parthen waren zich welbewust van ’s mans reputatie, en nadat hij sneuvelde in de slag bij Carrhae (53 v.C.) goten ze volgens de overlevering gesmolten goud in zijn mond. De Griekse steden waren meer egalitair, en het is minder duidelijk wie de rijkste aller Hellenen geweest zou kunnen zijn. Eén man heeft echter een sterke claim, als we tenminste Herodotus mogen geloven. En andere bronnen voor die Sostratos van Aegina suggereren inderdaad dat zijn beschrijving op waargebeurde feiten gebaseerd is.

De reputatie van Sostratos (en die van Herodotus)

Haast terloops, als deel van een verhaal over de Samiërs, merkt de geschiedschrijver Herodotus op dat geen enkele handelaar ooit meer inkomsten vergaarde dan een zekere Sostratos uit Aegina, de zoon van Laodamas:

“ἀπονοστήσαντες οὗτοι ὀπίσω μέγιστα δὴ Ἑλλήνων πάντων τῶν ἡμεῖς ἀτρεκείην ἴδμεν ἐκ φορτίων ἐκέρδησαν, μετά γε Σώστρατον τὸν Λαοδάμαντος Αἰγινήτην: τούτῳ γὰρ οὐκ οἷά τε ἐστὶ ἐρίσαι ἄλλον.”

“Naar huis teruggekeerd, haalden zij [sc. de Samiërs] de meeste winst uit hun vracht van alle Grieken waarover we zekerheid hebben, behalve dan Sostratos, zoon van Laodamas, uit Aegina: met hem kan geen enkel ander wedijveren.” (Historiae 4, 152)

Herodotus, de Griekse geschiedschrijver

Aldus vervoegde Sostratos de selecte groep van Griekse handelaars die bij naam vereeuwigd werden in de literaire bronnen. De Griekse upper class had, net als de Romeinse senatoriale elite, namelijk geen al te hoge pet op van handelaars, en voelde niet vaak de behoefte om hun verwezenlijkingen te vereeuwigen. Desalniettemin suggereert Herodotus’ opmerking dat zijn publiek goed genoeg wist over wie hij het had, aangezien hij geen enkel detail over Sostratos’ activiteiten vermeldt. Gelukkig voor ons is Sostratos (of zijn familie) een van die gevallen waar de literaire en documentaire bronnen elkaar aanvullen. Uit die laatste categorie blijkt een uitgebreid handelsnetwerk, dat zich uitstrekte doorheen het Middellandse Zeegebied. Tegelijk bevestigen deze teksten de geloofwaardigheid van de “vader van de geschiedschrijving”, waar zowel antieke als moderne historici wel eens aan durven twijfelen.

Aegina in de 6de eeuw v.C.

Zesde-eeuwse stater van Aegina met de schilpad

Sostratos’ thuisregio Aegina was een eiland in de Saronische golf, tussen Attica en de Peloponnesos, een strategische locatie om aan handel te doen. Het was dan ook een welvarende gemeenschap, die in de 6de eeuw v.C. belangrijker was dan het nabijgelegen Athene. De Aeginese stater met de bekende schildpad was een van de eerste munten in de Griekse wereld, en andere steden volgden de muntstandaard van Aegina voor het slaan van hun eigen munten. Handelaars als Sostratos speelden hierin een aanzienlijke rol. Aan het einde van de 6de eeuw v.C. bouwde de stad een monumentale tempel voor Aphaea, nog steeds een populaire bezienswaardigheid, en een heiligdom voor Apollo. Sommige onderzoekers willen hier ook de hand van Sostratos in zien, en twee sokkels voor standbeelden dragen inderdaad een inscriptie die verwijst naar iemand met die naam. Na de Perzische oorlogen verloor Aegina aan belang ten voordele van grote rivaal Athene.

Sostratos in Italië

Sostratos zou misschien voor altijd een semi-legendarische figuur gebleven zijn, als de ontdekking van een intrigerende inscriptie in het Etruskische Gravisca daar geen verandering in had gebracht. Het gaat om een stenen anker, gewijd aan een godheid, zoals dat wel vaker gebeurde onder zeelieden als dank voor een veilige zeereis. De tekst is simpel en slechts gedeeltelijk bewaard, maar in al zijn kortheid bijzonder significant:

ΑΠΟΛΟΝΟΣ ΑΙΓΙΝΑΤΑ ΕΜΙ ΣΟΣΤΡΑΤΟΣ ΕΠΟΙΗΣΕ ΗΟ

“Ik behoor toe aan Apollo van Aegina. Sostratos, zoon van … heeft mij gemaakt”

Het anker van SostratosWikimedia

Het anker van Sostratos

De tekst dateert naar alle waarschijnlijkheid uit de late 6de eeuw v.C., en de combinatie van de naam Sostratos met de godheid uit Aegina maken het zeer waarschijnlijk dat het hier om de handelaar van Herodotus gaat. Bovendien liep het in Gravisca, de haven van de welvarende stad Tarquinia, vol met handelaars. De Etruskische steden waren belangrijke handelspartners voor de Grieken en hun havens waren levendige en kosmopolitische plaatsen met ruimte voor vreemde, niet-Etruskische goden.

Ook in Pyrgi, de haven van dat andere Etruskische centrum Caere, werd een dedicatie gevonden die mogelijk aan Sostratos toegeschreven kan worden. Met welke producten Sostratos zijn fortuin vergaarde, weten we niet zeker, maar tientallen beschilderde Attische vazen met het merkteken “So” (= So(stratos)?) suggereren dat hij de grootste invoerder van aardewerk van zijn tijd was. Belangrijker nog was hun inhoud: Griekse wijn. Hoewel de Etrusken zelf aan viticultuur deden, en hun wijn zelfs exporteerden naar Gallië, verkoos de elite het Griekse product van hogere kwaliteit. Dat ligt vandaag wel even anders: grote delen van Etrurië maken nu deel uit van Toscane, wereldberoemd voor haar Chianti en Brunello. De Etrusken importeerden verder olijfolie, allerlei metalen, luxeproducten zoals ivoor, en slaven. Mogelijk handelde Sostratos ook in sommige van deze goederen.

Sostratos in Egypte?

Sostratos’ activiteiten in Etrurië zouden op zichzelf al indrukwekkend geweest zijn, maar enkele vondsten uit het Egyptische Naukratis zouden er op kunnen wijzen dat zijn netwerk echt het hele Middellandse zeegebied omspande. Naukratis was een belangrijke handelspost in het noorden van Egypte, op dat moment deel van het Perzische rijk (we schrijven enkele decennia vòòr de grote confrontatie tussen dat rijk en de Griekse steden). Net als Gravisca was het een multicultureel emporium, maar Naukratis had een meer uitgesproken Grieks karakter. Het was geen kolonie van een enkele polis, maar een gemeenschap onderhouden met de steun van twaalf verschillende Griekse steden, waaronder Aegina, Sostratos’ thuisstad.

Schaal gewijd door een Sostratos in Naukratis

Enkele dedicaties die op de site teruggevonden zijn, zouden kunnen wijzen op de betrokkenheid van Sostratos en zijn familie: verschillende potten dragen er wijdingen aan Aphrodite Aphrodite van een Sostratos en een Leodamas (een variant van de naam van Sostratos’ vader bij Herodotus, Laodamas). Aphrodite had geen corresponderende tempel op Aegina zoals Apollo, maar speelde in het algemeen een belangrijke rol als beschermster van zeereizigers. Als Aphrodite Euploia kon ze de golven bedwingen en haar adepten een veilige vaart garanderen, en handelaars schreven soms hun commerciële successen aan haar tussenkomst toe.

Ook in Egypte importeerden Grieken hun veelgeprezen wijn, maar het grote geld viel eerder te rapen met het doorverkopen van Egyptische producten zoals graan, linnen en papyrus in de Griekse wereld. Er zijn echter enkele bezwaren tegen de interpretatie dat het hier om de Sostratos van Herodotus zou gaan: Leodamas wordt geïdentificeerd als zijnde afkomstig van de stad Teos, en de dedicatie door Sostratos gebruikt het alfabet van het eiland Chios. Het zou natuurlijk om een bijzonder internationale familie kunnen gaan, en misschien heeft Sostratos zijn graffiti niet zelf geschreven, maar voorzichtigheid is hier toch geboden.

Eén steenrijke Sostratos, of toch meerdere Sostratoi?

Sostratos was geen zeldzame naam in de Oudheid, en sommige onderzoekers betwijfelen dat al deze bronnen verwijzen naar een en dezelfde man, de Sostratos van Herodotus. Anderen kiezen een middenweg, en reconstrueren een familie van handelaars eerder dan één individu. Zowel beroepen als namen werden inderdaad vaak doorgegeven van vader (of grootvader) op zoon. Het blijft moeilijk om alle elementen hard te maken, in het bijzonder de Egyptische connectie, maar zeker het anker voor Apollo van Aegina uit Gravisca spreekt in het voordeel van de betrouwbaarheid van Herodotus. Bovendien kennen we andere handelaars, met veel ongebruikelijkere namen, die sporen achterlieten in zowel Etrurië als Naukratis, zoals een zekere Lethaios en een meneer Hyblesios. We kunnen dus terecht spreken van een geconnecteerde en mobiele wereld, waarin internationale handelaars aanzienlijke fortuinen verdienden. En de terloopse manier waarop Herodotus Sostratos van Aegina vermeldt, leert ons dat zijn succes fabelachtig geweest moet zijn.

Lees meer

Gill, D.W.J., ‘Positivism, Pots and Long-Distance Trade’, in I. Morris (ed.), Classical Greece: Ancient Histories and Modern Archaeologies, Cambridge, 1994, 99–107.
Hornblower, S., ‘Personal Names and the Study of the Ancient Historians’, Proceedings of the British Academy 104 (2000), 129–143.
Johnston, A., ‘Trading Families?’, in R.W.V. Catling and F. Marchand (eds.), Onomatologos. Studies in Greek Personal Names presented to Elaine Matthews, Oxford, 2010, 470–478.
Schweizer, B., ‘Zwischen Naukratis und Gravisca: Händler im Mittelmeerraum des 7. und 6. Jhs. v. Chr.’, in M. Fitzenreiter (ed.), Das Heilige und die Ware: Zum Spannungsfeld von Religion und Ökonomie, London, 2007, 307–324.

Coverafbeelding: adaptatie van een foto van een zwartfigurige vaas (kylix) uit de 6de eeuw v.C. met daarop Dionysus op een schip tussen de druiven en dolfijnen, via de afbeelding ‘Kylix Dionysus on a ship between dolphins’ vanop Wikimedia (CC BY-SA 4.0 DEED).

Het bericht Quis est? Sostratos van Aegina: de rijkste aller Grieken? van Nico Dogaer verscheen eerst op OUDE GESCHIEDENIS.

]]>
https://www.oudegeschiedenis.be/08/10/2023/quis-est-sostratos-van-aegina-de-rijkste-aller-grieken/feed/ 0 2472
Het boek dat de Romeinse geschiedenis net niet kon veranderen https://www.oudegeschiedenis.be/05/03/2023/het-boek-dat-de-romeinse-geschiedenis-net-niet-kon-veranderen/ https://www.oudegeschiedenis.be/05/03/2023/het-boek-dat-de-romeinse-geschiedenis-net-niet-kon-veranderen/#respond Sun, 05 Mar 2023 16:42:18 +0000 https://www.oudegeschiedenis.be/?p=2452 Schilderij Vincenzo Foppa - The Young Cicero Reading

Kan een boek de loop van de geschiedenis veranderen? Zeker, althans volgens de bekende Romeinse redenaar en politicus Marcus Tullius Cicero. Hij dacht namelijk bij het begin van de burgeroorlog van 49 v.C. dat het boek van Demetrios van Magnesia 'Over de eendracht' nog de politieke protagonisten Iulius Caesar en Gnaeus Pompeius Magnus van mening kon doen veranderen, iets dat weliswaar net niet lukte en waarvan de bedoeling ook voor ons nog gedeeltelijk een raadsel is gebleven.

Het bericht Het boek dat de Romeinse geschiedenis net niet kon veranderen van Pietro Zaccaria verscheen eerst op OUDE GESCHIEDENIS.

]]>
Schilderij Vincenzo Foppa - The Young Cicero Reading

Kan een boek de loop van de geschiedenis veranderen? Zeker, althans volgens de bekende Romeinse redenaar en politicus Marcus Tullius Cicero. Hij dacht namelijk bij het begin van de burgeroorlog van 49 v.C. dat een bepaald Grieks boek nog de politieke protagonisten van mening kon doen veranderen, iets dat weliswaar net niet lukte en waarvan de bedoeling ook voor ons nog gedeeltelijk een raadsel is gebleven.

Politieke situatie 49 v.C.

In het begin van 49 v.C. zat Cicero – om het zachtjes uit te drukken – in een moeilijke persoonlijke en politieke situatie. Iulius Caesars oversteek van de Rubicon op 11 of 12 januari (volgens de Romeinse kalender) betekende het begin van de burgeroorlog tussen hem en de Romeinse Senaat, vertegenwoordigd door Gnaeus Pompeius Magnus. Eind februari was Caesar op weg met zijn leger naar de havenstad Brundisium, waar Pompeius en de Romeinse consuls hun toevlucht hadden gezocht. Van daaruit wilde Pompeius de oversteek naar Griekenland maken. Hoewel Pompeius, die op Cicero’s steun rekende, er herhaaldelijk bij de redenaar op had aangedrongen hem daar te vervoegen, bevond deze zich nog steeds in Campanië, in Formiae, terwijl hij zich afvroeg of hij zich bij Pompeius moest aansluiten en Italië moest verlaten of niet. Cicero was het niet eens met Pompeius’ weigering te proberen tot een akkoord te komen met Caesar en vond dat een burgeroorlog koste wat kost moest worden vermeden. Ondanks de moeilijke situatie dacht Cicero eraan zelf een poging tot verzoening tussen Caesar en Pompeius te ondernemen.

Kaart met de bewegingen van Caesar aan het begin van de burgeroorlog met Pompeius

Over de eendracht

We weten niet wat Cicero precies in gedachten had, maar we weten wel dat hij een bepaald boek als zijn ultieme troef beschouwde. Het boek in kwestie droeg de titel ‘Over de eendracht’ (Περὶ ὁμονοίας) en werd geschreven door de laat-hellenistische geleerde en biograaf Demetrios van Magnesia. We hebben geen informatie over de inhoud van dit werk, dat helemaal verloren is gegaan. We weten enkel dat het was opgedragen aan Cicero’s vriend Titus Pomponius Atticus.

Cicero’s brieven aan Atticus

Eerste pagina van de Brieven naar Atticus (Epistolae Ad Atticum) geschreven door Cicero in een 16de eeuwse druk van Paolo Manuzio in Venetië

We kunnen de gebeurtenissen nog volgen dankzij Cicero’s brieven aan Atticus. In een brief geschreven in Formiae op 27 februari 49 v.C. vraagt Cicero aan Atticus, die zich op dat moment in Rome bevindt, om hem Demetrios’ boek te sturen, omdat hij het voor een zeer bijzondere en dringende aangelegenheid wil gebruiken

Memini librum tibi adferri a Demetrio Magnete ad te missum Περὶ ὁμονοίας. Eum mihi velim mittas. Vides quam causam mediter. 

Ik herinner me dat Demetrios van Magnesia je het boek ‘Over de eendracht’ heeft gebracht, opgedragen aan jou. Ik zou willen dat je het me stuurt. Je ziet wat ik van plan ben. (Cic. Att. 8.11.7)

In een andere brief van de volgende dag (28 februari) herhaalt Cicero hetzelfde verzoek: de zaak is hoogst urgent en hij heeft geen tijd te verliezen

Haec igitur videbis et, quod ante ad te scripsi, Demetri Magnetis librum quem ad te misit de concordia velim mihi mittas.

Je zal hier dus voor zorgen en, zoals ik je eerder schreef, zou ik willen dat je me het boek Over de eendracht van Demetrios van Magnesia stuurt, dat hij aan jou heeft opgedragen. (Cic. Att. 8.12.6)

Maar helaas, te laat. Cicero had niet de tijd om zijn plan uit te voeren. In een andere brief van ongeveer twee weken later (17 maart) lezen we immers dat Cicero het boek van Demetrios naar Atticus heeft teruggestuurd. Het vertrek van de consuls naar Griekenland had zijn plannen verstoord, aangezien een overeenkomst niet mogelijk was zonder de aanwezigheid van de consuls

Quod consules laudas, ego quoque animum laudo, sed consilium reprehendo; discessu enim illorum actio de pace sublata est, quam quidem ego meditabar. Itaque postea Demetri librum de concordia tibi remisi et Philotimo dedi;

“wat jouw verheerlijking van de consuls betreft, ook ik prijs hun ingesteldheid, maar ik keur hun beslissing af; hun vertrek heeft immers de vredesonderhandelingen die ik van plan was onmogelijk gemaakt. Ik heb je Demetrios’ boek Over de eendracht daarna dan maar teruggestuurd en het aan Philotimus gegeven. (Cic. Att. 9.9.2)

Raadsel

Het blijft dus een raadsel wat Cicero precies van plan was met Demetrios’ Over de eendracht, maar in ieder geval vond hij het op een van de meest kritieke momenten in de Romeinse geschiedenis de moeite waard een boek aan te wenden voor politieke doeleinden. Zouden Caesar en Pompeius van gedachten zijn veranderd als Cicero de tijd had gehad om zijn plan uit te voeren?

Verder lezen

P. Zaccaria, Felix Jacoby. Die Fragmente der Griechischen Historiker Continued. IV A: Biography. Fascicle 5. The First Century BC and Hellenistic Authors of Uncertain Date [Nos. 1035-1045], Leiden – Boston: Brill, 2021.

Coverfoto: schilderij van Vincenzo Foppa – The Young Cicero Reading, afkomstig van de Wallace Collection op Art UK (CC BY-NC-ND).

Het bericht Het boek dat de Romeinse geschiedenis net niet kon veranderen van Pietro Zaccaria verscheen eerst op OUDE GESCHIEDENIS.

]]>
https://www.oudegeschiedenis.be/05/03/2023/het-boek-dat-de-romeinse-geschiedenis-net-niet-kon-veranderen/feed/ 0 2452
“Een volk van bij ons?”: het grondgebied van de Menapii in Gallia Belgica https://www.oudegeschiedenis.be/05/02/2023/een-volk-van-bij-ons-het-grondgebied-van-de-menapii-in-gallia-belgica/ https://www.oudegeschiedenis.be/05/02/2023/een-volk-van-bij-ons-het-grondgebied-van-de-menapii-in-gallia-belgica/#respond Sun, 05 Feb 2023 18:24:53 +0000 https://www.oudegeschiedenis.be/?p=2379 Scène uit de één-reeks 'Het verhaal van Vlaanderen' met de uitroeping van de Menapiër Carausius als keizer

Wie tot voor kort nog nooit van de Menapiërs gehoord had, kan er nu niet meer omheen. In de Eén-reeks ‘Het verhaal van Vlaanderen’ noemt presentator Tom Waes hen meerdere keren, onder andere als geboorteplaats van de “West-Vlaamse” keizer Carausius. Zijn de Menapii werkelijk een volk “van bij ons”? In dit artikel onderzoeken we wat we over deze volksstam en hun grondgebied in Gallia Belgica weten.

Het bericht “Een volk van bij ons?”: het grondgebied van de Menapii in Gallia Belgica van Sien Demuynck verscheen eerst op OUDE GESCHIEDENIS.

]]>
Scène uit de één-reeks 'Het verhaal van Vlaanderen' met de uitroeping van de Menapiër Carausius als keizer

Wie tot voor kort nog nooit van de Menapiërs gehoord had, kan er nu niet meer omheen. In de Eén-reeks ‘Het verhaal van Vlaanderen’ noemt presentator Tom Waes hen meerdere keren. Hij besteedt ook veel aandacht aan “West-Vlaams” keizer Carausius, “iemand van bij ons”. Hoewel we die titel met een korrel zout moeten nemen, bewoonden de Menapiërs wel degelijk een deel van het huidige België. Maar wie waren die Menapiërs of Menapii precies en wat weten we over hun grondgebied?

Onderzoek

De voorbije decennia nam het aantal archeologische onderzoeken in Vlaanderen serieus toe. Dankzij de luchtfotografie en betere onderzoekstechnieken, kwamen meer en meer historische vindplaatsen aan het licht. De interesse voor de Menapiërs wakkerde aan. Het beeld van afgesloten gemeenschappen werd bijgesteld: de Menapische interactie met de Noordzee én het binnenland bleek veel uitgebreider dan tot nu toe gedacht.

Reconstructie van Gallische hoeve, mogelijk onderdeel van een Menapische nederzetting uit de tijd van Caesar

Eén element wordt in het nieuwe onderzoek echter nooit in vraag gesteld: de grenzen van het gebied van de Menapii, de civitas Menapiorum. De hypotheses hierover dateren uit de jaren 60 van de vorige eeuw. Ze werden later vrijwel algemeen aanvaard, maar dat blijkt problematisch, want onderzoekers als Siegfried De Laet en Pierre Leman baseerden zich grotendeels op Middeleeuwse bronnen, die we niet zomaar op de Oudheid mogen projecteren. Terug naar het begin dan maar, waarbij we alle mogelijke bronnen over de Menapii samenbrengen en het historisch onderzoek combineren met de archeologie, toponymie en een literatuurstudie. Die synthese leidt tot enkele opvallende vaststellingen en nieuwe inzichten.

Situering

Over het gebied van de Menapii komen we het meest te weten bij de antieke auteurs. Geen beschrijvingen van strakke grenzen, maar wel aanwijzingen voor een geografische situering. Caesar merkt in zijn De Bello Gallico meerdere keren op dat de Menapiërs zich terugtrokken in bossen en moerassen. Hij beschrijft ook hun samenwerking met de Morini, Nervii, Atuatuci en Eburones, de Gallische stammen die de Menapii omringden. Nog belangrijker echter: Caesar leert ons dat de Menapii oorspronkelijk de oevers van de Rijn bewoonden. Door aanhoudende druk van de Usipetes en Tencteri, trokken ze zich terug op de linkeroever en verder naar het zuiden. De Menapii zijn dus immigranten in het Noordzeegebied.

De Gallische stammen en steden, met de buren van de Menapiërs, ten tijde van Julius Caesar

Verder vermelden onder andere Orosius, Strabo en Tacitus de Menapii. Uit hun beschrijvingen weten we dat het Menapisch gebied aan de kust gelegen was. In het westen deelde het een grens met de Morini. Plinius (de Oudere) spreekt ook over de Schelde, een interessante demarcatielijn die later nog aan bod komt. Vanaf de monding van de Schelde woonden volgens hem eerst de Texuandri, dan de Menapii. De bonte variatie aan genoemde stammen en regio’s bij de verschillende auteurs is opvallend. Het mag duidelijk zijn dat het bestaan en het territorium van volkeren dynamisch en veranderlijk was doorheen de oudheid. De Menapii kunnen we op dit moment grofweg situeren in het huidige Noord-Frankrijk, West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen ten westen van de Schelde.

Menapische varkens

Het Menapische varken wordt vandaag ook terug gekweekt, dankzij een samenwerking tussen slagerij ‘Menapii’ en onderzoekers en archeologen van UGent

Zoals vermeld in ‘Het verhaal van Vlaanderen’ worden de Galliërs, en dan specifiek de Menapii, stevig gelinkt aan varkens. In de antieke bronnen vinden we die link terug bij Martialis (1e eeuw n.C.). Hij schrijft:

Cerretana mihi fiat vel missa licebit de Menapis: lauti de petasone vorent
“Laat ze me ham serveren uit het land van de Cerretani of stuur me ham van bij de Menapii: laat fijnproevers de ham verslinden” (Mart. XIII.54)

Blijkbaar was de Menapische ham een bekend product tot in de hoogste kringen en werd hij verhandeld naar Rome. Ook in het ‘Edict van Diocletianus‘ wordt ham van bij de Menapii vermeld. Het lijkt er zelfs op dat de benaming in de loop van de tijd een kwaliteitslabel is geworden. Varkens leven van nature in een bosrijk gebied, wat overeenkomt met de informatie die Caesar ons geeft. Om het vlees tot in Rome te krijgen, moet het goed bewaard kunnen worden én is een handelsnetwerk nodig. En laat dat nu net zijn wat we in een volgende bron lezen.

Zout en handelaars

Votiefaltaar uit Tongeren, waarop een inscriptie de Mun[icipium] Tung[rorum] vermeldt

In Tongeren werd een prachtig votiefaltaar met perfect bewaarde inscriptie opgegraven [TM 209480]. Daarop valt te lezen:

Aan de zeer goede en zeer grote Jupiter en aan de genius van de municipium van de Tungri, Catius Drusus, Menapisch salinator, heeft zijn belofte ingewilligd graag en wel verdiend.

Drusus noemt zichzelf een Menapische zouthandelaar (salinator Menapius), een titel  die we ook lezen in een grafinscriptie uit Rimini [TM 517527]. Naast varkensvlees, lijkt zout dus een belangrijk handelsproduct van de Menapiërs. Dat met die handel goed te verdienen was, bewijst het bewaarde votiefaltaar. Verder blijkt vooral uit de archeologische vondsten dat er een levendige handel bestond zowel tussen de Menapische nederzettingen onderling als met het grotere Romeinse Rijk.

Romeins kader

We weten nu dat de Menapii migreerden van de oevers van de Rijn naar zuidelijker gelegen gebied. Met de komst van Caesar werd de hele regio onder Romeins gezag geplaatst. Hoe sterk de Romeinse invloed lokaal was, is moeilijk te achterhalen. We zien wel dat Menapische handelaars binnen het Rijk rondtrekken met ham en zout en zich uitdrukken in Romeinse inscripties. En er is nog een manier waarop de Menapii zich in het Romeinse kader inpassen: het leger.

De oudste epigrafische vermelding van de Menapii is ook de oudste attestatie van een Menapiër  in het Romeinse leger. Het gaat om het grafopschrift van Adiutor, daterend uit de tweede helft van de 1ste eeuw n.C. en gevonden in Aquileia. Het opschrift vermeldt expliciet de Menapische afkomst van Adiutor en zijn statuut als lid van de civitas Menapiorum. Adiutor maakte deel uit van de cohors I Pannoniorum.

Een militair diploma waarop de ‘cohors I Menapiorum’ vermeld staat

Militaire diploma’s wijzen ook op het bestaan van een Menapische cohorte. Op maar liefst drie exemplaren van zulke diplomata krijgen we een schriftelijk bewijs van de cohors I Menapiorum, gestationeerd in Britannia aan het begin van de 2de eeuw n.C. Daarnaast is er ook de Notitia dignitatum, een administratief werk opgesteld tussen 395 en 430 n.C. Die vermeldt militaire eenheden met het ethnicon ‘Menapii in Thracië en in het westen van het rijk.

Tot slot vinden we ook sporen van die militaire eenheid in het westen. In de ruime omgeving van de Rijn zijn op Romeinse gebakken dakpannen (tegula) militaire stempels teruggevonden die verwijzen naar de Menapii. Het gaat om stempels die allemaal geplaatst zijn in het jaar 369 n.C. in Tabernae, het huidige Rheinzabern, in de provincia Germania Superior. Tabernae viel in de Oudheid onder het gezag van de dux Mogontiacensis, net zoals de Menapische eenheid die vermeld wordt in de Notitia dignitatum.

Nederzettingen

De nederzettingen in het Menapisch gebied kunnen we langs twee wegen bestuderen: aan de hand van antieke reiskaarten enerzijds en op basis van de archeologie anderzijds. De antieke itineraria tonen ons duidelijk de belangrijkste steden en routes. Deze zijn later van belang in het bepalen van de grenzen van het Menapisch gebied.

Antieke wegenkaarten

Voor de Romeinse tijd kunnen we terugvallen op drie geschreven bronnen: het Itinerarium provinciarum Antonini Augusti, de Tabula Peutingeriana en de Notitia Galliarum. Elk afzonderlijk hier bespreken zou ons te ver leiden, daarom houden we het bij een korte samenvatting. In de routebeschrijvingen komen verschillende steden uit Gallia Belgica meermaals voor; die kunnen we als knooppunten beschouwen.

Castellum (Cassel), de hoofdstad van de Menapii, komt voor in drie routes in het Itinerarium:

  1. als tussenstop in de route van Gesoriacum (Boulogne-sur-mer) naar Bagacum (Bavay)
  2. als vertrekpunt van de route naar Turnacum (Tournai of Doornik)
  3. als vertrekpunt van de route naar Colonia (Keulen)

Het Menapisch gebied zoals afgebeeld op de Peutingerkaart

Andere duidelijk aanwezige nederzettingen zijn Viroviacum (Wervik), Pontes Caldis (Escautpont) en Minariacum (Estaires of Stegers). Het valt op dat de grote wegen zich vooral in het zuiden van Gallia Belgica bevinden. Noordelijker, in het huidige Vlaanderen, zullen lokale wegen en waterwegen de overhand gehad hebben. In elk geval is het duidelijk dat de nederzettingen, ook in het Menapisch gebied, wel degelijk met elkaar in contact stonden.

De ‘Mijlpaal van Tongeren’ of ‘Itinerarium van Tongeren’ met daarop de afstanden tussen plaatsen uit Gallia Belgica, Germania Inferior en Germania Superior

Een uitzonderlijk interessante epigrafische bron is de mijlpaal van Tongeren [TM 209478]. Deze achthoekige steen werd gevonden in Tongeren rond 1820 en was vermoedelijk opgesteld op het forum van Atuatuca Tungrorum. Ze is op drie zijden beschreven met plaatsnamen in Gallia Belgica, Germania Inferior en Germania Superior en de afstanden ertussen. Op basis van de taal en het gebruik van leugae als maateenheid dateert de steen vermoedelijk uit het eerste kwart van de 3de eeuw n.C. Interessant voor dit onderzoek is de vermelding van Castellum Menapiorum mét afstand tot ‘Fines Atrabatium’, de grens of het gebied van de Atrebates. Dit is de enige bekende antieke bron die mogelijk verwijst naar een grens tussen de Menapii en deze Keltische stam.

Maar waar ligt die grens nu? Helaas, daarover is onenigheid. Het is zelfs niet helemaal duidelijk of de vermelding naar een specifieke plaats of eerder naar een ruimer gebied verwijst. De bron, de mijlpaal van Tongeren, leert ons dat de ‘Fines Atrebatium‘ op 14 leugae (ca. 30,8 km) van Cassel ligt, in de richting van Nemetacum (Arras). Omdat een reiziger tussen beide steden wel degelijk een grens moet oversteken, hechtten historici toch enorm veel belang aan de vermelding van ‘Fines Atrebatium‘ als plaats.

Voor de locatie van die plaats zijn ook verschillende opties gegeven. Zo is de nederzetting Minariacum een veel beschreven mogelijkheid, hoewel deze plek slechts ongeveer 24 kilometer van Cassel verwijderd is. Een andere mogelijkheid zou Rouge-Croix (Neuve-Chapelle) zijn, gelegen op bijna exact 30 kilometer van Cassel langs een Romeinse weg. De Franse historicus Roland Delmaire verwijst naar een grenssteen die daar in 1123 gestaan zou hebben, maar dat kan onmogelijk iets zeggen over de Oudheid. Tot slot is er het gehucht Fins bij Lille. Het toponiem, mogelijk afgeleid van het Latijnse fines, wijst vermoedelijk op een antieke(?) grens, maar de locatie zelf ligt mogelijk te perifeer om geïdentificeerd te worden met de ‘Fines Atrebatium‘. Verder onderzoek kan hierover mogelijk meer opheldering brengen.

Archeologie

In zowat elke gemeente in België zijn vondsten gedaan uit de Romeinse tijd. Meestal gaat het echter om enkele losse sporen en zijn deze vondsten niet bepalend voor de conclusie van dit onderzoek. Daarom richten we ons op de grotere vindplaatsen die getuigen van bewoning, handel of militaire aanwezigheid. Door de antieke wegenkaarten te combineren met de Digital Atlas of the Roman Empire komen we tot 32 sites. Wat blijkt wanneer we deze sites op kaart uitzetten? Ze situeren zich grotendeels langs drie belangrijke waterlopen: de Noordzee, de Leie en de Schelde.

Overzichtskaart van de types sitesS. Demuynck (2020), p. 173.

Overzichtskaart van de types sites

Aan de kust blijken zich vooral castella te bevinden, zoals die van Oudenburg, Aardenburg en Maldegem-Vake. Deze militaire nederzettingen opgericht tegen invallende migranten waren hoofdzakelijk actief in het laatste kwart van de 2de eeuw en in de 3de eeuw n.C. Er zijn heel wat pottenbakkerstempels gevonden die duiden op contact met het hinterland. De kustregio was een belangrijke verdedigingslinie, maar ook de plek waar zout gewonnen werd. Naast de militaire aanwezigheid was er ook civiele bewoning in onder andere Wenduine en Brugge.

Andere nederzettingen concentreerden zich langs de Leie en de Schelde. Sommige daarvan, zoals Wervik, Kortrijk en Doornik, bestaan tot vandaag. Tegelijk is er een opvallende gelijkenis in het ontstaan en de ondergang van deze nederzettingen. Rond het midden van de 1ste eeuw n.C. en zeker vanaf de Flavische dynastie duiken langs de rivieren meer en meer vaste woonplaatsen op, zoals Ploegsteert, Harelbeke en Kruishoutem. Deze nederzettingen bloeien in de vroege 2de eeuw n.C. met duidelijke sporen van uitbreiding en handel.

Vanaf het jaar 170 n.C. tekent zich een korte periode van stagnatie of verval af, onder andere in Wervik, Kerkhove en Destelbergen. Naast de invallen van de Chauci zijn andere mogelijke oorzaken voor deze terugloop de pestepidemie in 166 n.C., de oorlogen met de Marcomanni (166-180 n.C.) en de opstand van de deserteur Maternus in Gallia in 185-186 n.C. Desalniettemin bleven de meeste nederzettingen een voorspoedig bestaan leiden tot in het midden van de 3de eeuw n.C, toen een crisis het Romeinse Rijk op vele vlakken trof.

Munt gevonden in Londen, geslagen door de Romeinse tegenkeizer Marcus Aurelius Mausaeus Carausius die uit het Menapische gebied afkomstig was

In deze context betreedt Carausius het toneel. De ‘Menapiër’, zoals de Romeinse geschiedschrijver Aurelius Victor hem noemt, liet zich opmerken tijdens de Gallische veldtocht van keizer Maximianus en riep zichzelf in 286 uit tot keizer (van Britannia – waar hij met zijn vloot en legioenen verbleef – en Noord-Gallië). Dat was minder spectaculair dan je misschien zou denken, want hij was lang niet de enige usurpator in de Romeinse Keizertijd en werd enkele jaren later al vermoord. Dat houdt hedendaagse stemmen (zoals te horen in de tweede aflevering van ‘Het verhaal van Vlaanderen’) niet tegen om naar hem te verwijzen als de “West-Vlaamse” keizer, hoewel het Menapische kerngebied (en Carausius dus ook) grotendeels geromaniseerd was in deze periode.

Ondanks de aangetroffen wegen speelde het water een niet te onderschatten rol. Grotere nederzettingen zoals Kerkhove en Tournai konden dankzij hun ligging uitgroeien tot handelscentra, draaiende gehouden door de omliggende villae. De productiecentra ten zuiden van Doornik droegen hier zonder twijfel ook aan bij. Een opsomming van de gevonden opschriften biedt inzicht in de handel in en verspreiding van aardewerk. In de 1ste eeuw n.C. kwam dit hoofdzakelijk uit La Graufesenque (Zuid-Frankrijk).

De daaropvolgende eeuw wordt gekenmerkt door aardewerk uit Lezoux (Centraal-Frankrijk). Vooral in Wervik en Waasmunster zijn deze productiecentra goed vertegenwoordigd. Vanaf het midden van de 2de eeuw n.C vond er een omslag plaats naar aardewerk uit Centraal-Gallië en Germanië. Pottenbakkerstempels uit deze regio’s zijn rijkelijk aanwezig in Wenduine en Brugge. Vondsten van dezelfde stempel op verschillende plaatsen geven duidelijk het contact tussen de nederzettingen weer. Verder onderzoek naar pottenbakkerstempels buiten de civitas Menapiorum zou interessante gegevens kunnen opleveren over het contact tussen de civitates.

De grenzen

De antieke wegenkaarten en de archeologie wijzen op een duidelijke samenhang van het Menapisch gebied. Jammer genoeg weten we op basis hiervan nog altijd weinig over de exacte grenzen van de regio. Daarom is het nodig om de hypotheses van archeologen en historici erbij te betrekken.

Over de westelijke en oostelijke grens, respectievelijk de Aa, de Leie en de Schelde, heerst algemeen consensus. Deze rivieren zouden zowel in de oudheid als in de middeleeuwen een duidelijke demarcatielijn gevormd hebben, hoewel niet onomstotelijk bewezen door de antieke bronnen. Herinner wel Plinius die de Schelde ziet als het begin van een nieuw gebied. De Aa vormt dan weer een van de weinige natuurlijke grenzen op een logische locatie tussen het gebied van de Morini en de Menapii. Het is belangrijk hierbij te beseffen dat waterwegen geen harde grens vormden, maar net een uitnodiging tot handel en uitwisseling.

De bepaling van de grens met de Atrebates in het zuiden ligt moeilijker. In de ruime regio tussen de Leie en de Schelde zijn heel wat kleinere waterlopen te vinden die als demarcatielijn kunnen dienen. Historicus Siegfried De Laet spreekt over de kleine rivier Courant des Coutiches als grens, maar kanalisering en aanleg van grachten zorgt ervoor dat we deze en andere waterlopen niet zonder meer op de Oudheid mogen projecteren. Ook geografische elementen zoals bossen en heuvels – vandaag verdwenen – kunnen een rol gespeeld hebben.

Daarnaast is er de problematiek rond ‘Fines Atrebatium’ op de mijlsteen van Tongeren, die eerder aan bod kwam. De Laet stelt op basis van zijn onderzoek Fins-Lille voor als locatie voor deze plaats, terwijl een andere onderzoeker, Pierre Leman, zich op Neuve-Chapelle richt. Een mogelijke route van de Romeinse weg Estaires-Tournai in dit gebied biedt verdere mogelijkheden om eventuele grenzen te tekenen. Maar we moeten eerlijk zijn: het blijft giswerk.

De zuidelijke grens van de civitas Menapiorum volgens de hypotheses van De Laet, Leman en DerolezS. Demuynck (2020) op basis van Leman (1967), p. 736

De zuidelijke grens van de civitas Menapiorum volgens de hypotheses van De Laet, Leman en Derolez

Het recentere toponymisch onderzoek heeft tot enkele nieuwe argumenten geleid. Interessant zijn de plaatsnamen met het Latijnse element fines, zoals Fines Atrebatium en het gehucht Fins in Lille, eerder aangehaald. In de meest zuidelijke regio van het Menapisch gebied vinden we ook toponiemen zoals Templemars en Famars, en Flines-lez-Râches met een vermeend heiligdom. Deze plaatsnamen wijzen mogelijk op een religieuze zone die gelinkt kan worden aan een grensgebied.

Tot slot draagt het Keltische equoranda, met de betekenis ‘grens van water’ bij aan de bepaling van de grenzen. De plaatsnaam Guéronde-sous-Antoing zou teruggaan op equoranda. Guéronde bevindt zich ten zuidoosten van Doornik op ongeveer een kilometer van de rechteroever van de Schelde. Hier zag onder andere de Belgische archeologe Germaine Faider-Feytmans in het midden van vorige eeuw een bewijs voor de Schelde als grens. Net als bij de waterlopen is het jammer genoeg niet altijd bevestigd dat deze toponiemen tot de Oudheid teruggaan. Alle argumenten en hypotheses in acht genomen, toont onderstaande kaart de momenteel meest waarschijnlijke begrenzing van de civitas Menapiorum.

Vermoedelijke grenzen van de civitas Menapiorum op basis van het gevoerde onderzoek. De stippellijnen wijzen op een onzekere afbakeningS. Demuynck (2020), p. 196.

Vermoedelijke grenzen van de civitas Menapiorum op basis van het gevoerde onderzoek. De stippellijnen wijzen op een onzekere afbakening

Conclusie

De Menapiërs enkel omschrijven als de geboortestam van keizer Carausius doet hen onrecht aan. Dit onderzoek heeft getoond dat ze immigranten in het Noordzeegebied waren die zich vestigden tussen de rivier de Aa in het oosten en de Schelde in het westen. Tijdens de Romeinse overheersing bloeiden hun nederzettingen, productiecentra en handel. De Menapiërs werden al snel bekend als zouthandelaars en geroemd om hun voortreffelijke ham. Een kleine elite schreef zich snel in in het Romeinse kader, terwijl het grootste deel van de bevolking eerder geleidelijk elementen uit de Romeinse cultuur overnam. De archeologische resten leren ons veel over het leven “bij ons” in de Romeinse tijd. Maar de exacte grenzen van het Menapisch gebied? Die laten zich niet zomaar vastleggen. Het is wachten op de vondst van nieuw literair, documentair of archeologisch materiaal om de bestaande hypotheses te bevestigen of weerleggen.

Lees meer

Demuynck, S., De Menapii in Gallia Belgica. Onderzoek naar de grenzen van het Menapisch gebied in de keizertijd, onuitgegeven masterproef, KU Leuven, faculteit Letteren, 2020. (de masterproef is volledig te lezen op de Scriptiebank en een samenvatting en poster zijn te vinden op de website van de onderzoeksgroep Oude Geschiedenis)
Deru, X., La Gaule Belgique, Parijs, 2016.
De Clercq, W., Lokale gemeenschappen in het Imperium Romanum: transformaties in de rurale bewoningsstructuur en de materiële cultuur in de landschappen van het noordelijk deel van de civitas Menapiorum (Provincie Gallia-Belgica, ca. 100 v.Chr. – 400 n.Chr.), Onuitgegeven doctoraatsproefschrift, Universiteit Gent, departement Archeologie, 2009.
Dhaeze, W., ‘In het land van de Menapiërs’, Zeeuws Tijdschrift, 58 (2008), 35-44.
Delmaire, R. en Delmaire, B., ‘Les limites de la cité des Atrébates (nouvelle approche d’un vieux problème)’, Revue du Nord, 72 (1990), 697-735.
Delmaire, R., Etude archéologique de la partie orientale de la cité des Morins (civitas Morinorum) (Memoires de la Commission départementale des monuments historiques de Pas-de-Calais, 16), Arras, 1976.
Leman, P., ‘Aux confins méridionaux de la cité des Ménapiens’, Revue du Nord, 49 (1967), 721-739.
De Laet, S., ‘Les limites des Cités des Ménapiens et des Morins’, Helinium, 1 (1961), 20-34.
Derolez, A., ‘La Cité des Atrébates à l’époque romaine: documents et problèmes’, Revue du Nord, 40 (1958), 505-533.
Faider-Feytmans, G. ‘Les limites de la cité des Nerviens’, L’antiquité classique, 21 (1952), 338-358.

Luister verder

‘Over de vloer’: een (voorlopig) tweedelige podcastreeks door Sien Demuynck over de Romeinse en vroeg-middeleeuwse periode “bij ons”. Op een luchtige en speelse, maar daardoor niet minder wetenschappelijke manier toont Sien dat geschiedenis helemaal niet saai hoeft te zijn. Voor jonge en iets oudere luisteraars, te vinden op SoundCloud.

Coverfoto: scène uit de één-reeks ‘Het verhaal van Vlaanderen’ waarin de Menapiër Carausius wordt uitgeroepen tot keizer (© VRT)

Het bericht “Een volk van bij ons?”: het grondgebied van de Menapii in Gallia Belgica van Sien Demuynck verscheen eerst op OUDE GESCHIEDENIS.

]]>
https://www.oudegeschiedenis.be/05/02/2023/een-volk-van-bij-ons-het-grondgebied-van-de-menapii-in-gallia-belgica/feed/ 0 2379